Onze school staat tussen een oude en een nieuwe wijk ingeklemd. Een doorgaande weg splitst de twee wijken. Toen de nieuwe wijk gebouwd werd, was er geen vuiltje aan de lucht. Onze schoolbevolking groeide flink. Op een dag begonnen de omwonenden te klagen: er stonden zoveel auto’s op hun parkeerplaatsen. En er was een auto beschadigd…
In alle hofjes met huizen rondom de school zijn parkeerplaatsen genoeg voor de bewoners en hun visite. Maar niet voor een grote schare forenzende ouders die hun kinderschaar komt afleveren. We besloten daarom een pro-fietsoffensief in te zetten. We deelden brieven uit waarin we iedereen vroegen om op de fiets te komen, we plaatsten extra fietsenrekken en we vroegen de kinderen in onze eigen groepen om hun ouders te motiveren om op de fiets te komen. Argumenten als ‘Ja, maar ik moet meteen door naar m’n werk’ en ‘mijn fiets is kapot’ probeerden we meteen te weerleggen. Kinderen zijn al vanaf kwart over 8 welkom in de school en we regelden een fikse korting voor ouders bij de plaatselijke fietsenzaak. Kortom, wij vonden dat we goed bezig waren.
Toch gebeurde er weinig. De hoeveelheid auto’s ’s ochtends bleek niet te verminderen en de klagende omwonenden ook niet. In de zoveelste vergadering werd weer gebrainstormd over een nieuwe aanpak.
In mijn klas besprak ik het probleem. De kinderen zagen het probleem wel, maar vonden dat ze er niets aan konden doen.
‘Mijn vader zegt dat hij zelf wel bepaalt hoe hij mij naar school brengt.’
‘Mijn moeder zegt dat het te vaak regent om op de fiets te gaan.’
(Een heel eerlijke:) ‘Mijn moeder zegt dat haar kapsel door de war gaat op de fiets.’
‘Mijn vader heeft niet eens een fiets. Ik heb ‘m nog nooit zien fietsen!’
Twee kinderen vertelden dat hun fiets kapot is en al heel lang in de schuur staat. Er waren ook kinderen die zeiden: ‘Ik word moe van fietsen!’ Dat heb ik maar genegeerd.
Mijn conclusie na dit verantwoorde kwalitatieve onderzoek was eigenlijk heel eenvoudig: deze mensen zijn niet uit hun auto te krijgen en geven hiermee ook geen goede voorbeeld aan hun kinderen. Volgens mij hebben we maar keuze uit twee mogelijkheden: de kinderen indoctrineren met lessen over hoe slecht uitlaatgassen zijn en over fossiele brandstoffen die opraken… of we bedenken echt een slim plan. Ik broed er nog op.
Ondertussen ga ik elke dag braaf op de fiets van huis naar school en vice versa. Toen ik gisteren een griezelige manoeuvre moest maken en nog maar net overeind kon blijven omdat iemand zijn autoportier zonder te kijken opensmeet, was ik het spuugzat.
‘Ben je gek?!’ foeterde ik, ‘Omdat jij te lui bent om te fietsen, lig ik bijna in het ziekenhuis!’ Ik was woest. Toen keek ik eens goed naar de betreffende lompe automobilist. Het was mijn collega. Die van groep 4. Die vier straten verderop woont…