Home » Zomerreeks motivatie: intrinsieke en extrinsieke motivatie

Zomerreeks motivatie: intrinsieke en extrinsieke motivatie

Waarom vind je iets leuk? Ben je gemotiveerd voor iets? Gaat het je om de taak zelf of om de beloning? Dus: vind je het leuk om te koken of gaat het je om het goed smakende en geweldig uitziende gerecht? In deze reeks over motivatie mogen de belangrijke begrippen intrinsieke en extrinsieke motivatie niet ontbreken. Het is belangrijk tussen deze twee vormen van motivatie onderscheid te maken. Niet alleen verschillen de motieven die aan deze typen motivatie ten grondslag liggen, maar ook het leerresultaat.

De begrippen intrinsieke en extrinsieke motivatie spelen een belangrijke rol bij het beschrijven van het begrip motivatie. Motivatie is nodig om een doel te bereiken. Het is daarmee ook de wil om een doel te bereiken. Motivatie komt of van binnen uit (intrinsiek) of wordt min of meer opgelegd (extrinsiek). We spreken van extrinsieke motivatie wanneer leerlingen bereid zijn onmiddellijk welbevinden opzij te zetten om een leerdoel te bereiken. Een beloning (goed cijfer) of een egodoel (hier komen we later op terug, zie ook het artikel over de oppervlakkige leerstijl ) is dan het motief om inzet te leveren. We spreken van intrinsieke motivatie wanneer leerlingen ervaren dat de taak op zich een beloning is. Een voorbeeld: Sem speelt iedere dag een uurtje piano, omdat zijn moeder hem heeft beloofd dat hij bij een succesvol examen een weekje naar Frankrijk mag. Sem studeert omwille van de beloning. Hij is extrinsiek gemotiveerd. Zijn zus, Yasmin, oefent ook iedere dag voor haar examen. Soms wel twee of drie uur. Zij vindt pianospelen heerlijk. Zij vindt de beloning in het pianospelen zelf. Zij is intrinsiek gemotiveerd. Intrinsieke motivatie ontstaat niet vanzelf. Er zijn een aantal voorwaarden: 1. Je bent nieuwsgierig, je vindt de taak interessant (incongruïteitsprincipe); 2. Je mag zelf beslissen of je er aan gaat werken: het wordt je niet opgelegd (autonomie principe); 3. Je hebt het gevoel de taak ook echt aan te kunnen (competentie principe). Dit lijkt negatief voor het onderwijs. Vanuit deze voorwaarden zullen maar weinig leerlingen intrinsiek gemotiveerd zijn. Want: soms interesseert de leerstof of de taak de leerlingen niet, ze hebben er geen zin in. Leerlingen mogen niet zelf beslissen of ze de leerstof al dan niet leren: geen gevoel van autonomie. Ook denken leerlingen vaak dat de leerstof of de taak te moeilijk voor hen is. Ze zullen geen gevoel van competentie hebben. En toch heeft u leerlingen die hun best doen en kennelijk plezier hebben in uw vak en in uw lessen. Dan moet er toch iets anders aan de hand zijn. In veel gevallen zullen uw leerlingen egodoelen nastreven. Hierover in het vervolg van deze reeks meer. Nog even terug naar intrinsieke en extrinsieke motivatie. Dit bepaalt niet alleen de motivatie van leerlingen en de inspanning voor een taak, maar ook voor een belangrijk deel het leerresultaat: leerlingen die intrinsiek zijn gemotiveerd onthouden de leerstof beter en hebben een diepere verwerking. Leerlingen die extrinsiek zijn gemotiveerd, richten zich vooral op de toets (learning to the test) en zijn de leerstof sneller vergeten (lege vaten model).

Laatste onderwijsnieuws

Omslagen boekentips Engels november

Boekentips Engels november

Deze maand staan de boekentips in het teken van de Eerste Wereldoorlog. Naast twee boekentips dit keer ook een dichtbundel.

Bekijk

Onbeperkt toegang
met je OvM account

Met het OvM account krijg je als onderwijsprofessional toegang tot meer artikelen en regel je welke informatie je wilt ontvangen. Bijvoorbeeld de nieuwsbrief of Juf & Meester.