Ik maak een rondje over het plein en zie dat een kleuter tegen een rondslingerend pakje schopt. Nog voor ik er iets van kan zeggen, hoor ik een stem: ‘Als je ertegen kunt trappen, kun je het ook oprapen.’ Ik draai me om en zie Joep uit groep 8, maar het is alsof ik mezelf hoor.
Later op de dag zie ik hoe een leerling uit groep 5 met een moeilijke som worstelt. ‘Ik snap er niks van,’ jammert ze. Ashley van groep 6 schiet te hulp: ‘Ik ga je niet het antwoord verklappen, maar ik kan er wel een makkelijkere som van maken.’ Ik zie hoe ze 82 – 39 in het kladblok doorstreept en 82 – 9 opschrijft. Probleem opgelost, beide meiden weer aan het werk.
Als leerkracht van een grote combinatiegroep word ik er steeds weer op gewezen hoe goed leerlingen elkaar kunnen helpen. Het lijkt wel alsof ze me helemaal niet meer nodig hebben, bedenk ik me dan toch wel enigszins spijtig. Maar het tegendeel is waar. Want waar heeft Joep zo vaak gehoord dat wij het schoolplein samen netjes houden? En wie heeft Ashley vorig jaar geholpen toen zij aftrekken over het tiental nog zo lastig vond?
Kinderen apen je na. Ze kopiëren het gedrag van de volwassenen om zich heen. Het is daarom aan ons om de goede voorbeelden te geven. En als we ze dan ‘betrappen’ op het helpen van elkaar, dan is dat een compliment waard voor die leerling, maar ook voor ons.
Dus als ik weer eens zo’n kleine juf of meester in de dop zie, leun ik even achterover om daarvan te genieten. Maar niet te lang, want uiteindelijk hebben ze mij en mijn goede voorbeelden weer hard nodig.