De tweeling van juf Floortje gaat voor het eerst naar school
Om kwart voor zes staat ze naast mijn bed. Nina. Ze aait mijn gezicht en tikt me zachtjes aan. Als ik niet snel genoeg reageer, begint ze toch wat ongeduldig aan de deken te trekken. Slaperig open ik één oog. ‘Liefje, wat is er?’ Een harde giechel en verwachtingsvol getrappel. ‘Mamma? Gaan we vandaag naar school?’
Ja. Het is zo ver. Onze meiden zijn vier. De kleintjes zijn geen kleintjes meer. De school wacht. Het schoolplein, de juf, het kiesbord. Het Grote Loslaten begint. Waar ik al maanden tegen deze dag opzie, kunnen Lot en Nina niet wachten. Zo blijkt ook deze ochtend. Razendsnel kleden de zussen zich aan, proppen ze, giebelend, hun brood naar binnen en luisteren ze naar de laatste goede raad van grote broer Jip. Als je moet plassen, pak je de plasketting. Als je iets wilt vragen, steek je je vinger op. Je tas moet in de tassenbak. De meiden knikken braaf. ‘Oh ja,’ vervolgt hij, duidelijk het allerbelangrijkste vergeten, ‘de juf heeft altijd supermooie jurken aan. Jullie hebben echt geluk.’
De klok tikt verder. Al bijna acht uur. Het wordt nu toch wat spannend. Wat stiller. Nog een keer plassen. Een doekje over de smeerkazige ontbijtsnoeten. Nog één keer checken in welk vakje de reserve-onderbroek ook alweer zat. Je weet maar nooit.
En daar gaan ze. Met z’n drieën. Hand in hand. Over het pleintje. De straat door. Keurig wachten bij de oversteek. Over de fietsbrug, door het schuine steegje. Dan zijn we er. Nog iets te vroeg, maar ze voegen zich prima in de drukte van wachtende schoolkinderen op het plein. Schoolkinderen. School. Kinderen. School.
Een plotselinge storm in mijn hart. Ik kuch, ik slik, ik breek. Tranen rollen over mijn wangen. Iedereen zegt dat het zo fijn is, weer een beetje vrijheid terug, maar ik mis het getut en gerommel nu al. Drie uur doen over boodschappen. Overal kaasstengels. Artis. Speeltuinen. Hutten bouwen van oude lakens. Een ochtend kliederen met verf of klei. Op avontuur door de wijk: met een step door de uitgestorven straten waar iedereen aan het werk is. Boeken lezen. Bibliotheken. Chocomel op het dak van Nemo. Even naar het bos om te kijken of er al paddenstoelen zijn. Kletsen op de fiets, in die heerlijke, pure, grappige, onschuldige taal. Eendjes voeren. Peutergym. Dat leven is voorbij.
Ik ben duidelijk de enige die hier niet klaar voor was
De deuren gaan open. Binnen tien minuten is iedereen, met enthousiaste blosjes van de opwinding, gevlogen. Ik ben duidelijk de enige die hier niet klaar voor was. Kinderloos loop ik terug naar huis. Sneller dan normaal, eigenlijk. Hm. Best prettig. Thuis heb ik de resten van de ochtendspits in no-time opgeruimd. Ik fiets naar de supermarkt voor een snelle boodschap, gooi een was in de machine en kijk verwonderd om me heen. Is het echt pas half tien? Ik duik met een boek op de bank en denk even, héél even, dat het misschien toch wel wat heeft, zo’n dag voor jezelf.
Ik lunch. Ik klets ongestoord met een vriendin. Ik blader door de krant, die stiekem veel te vaak blijft liggen. Ik ruim kasten op, maai het gras, en drink nog meer koffie in zeeën van tijd. Als ik die middag weer op het schoolplein sta, rennen drie kinderen dolblij op me af. Terwijl Jip verrukt uitroept dat wij allemaal blijven staan door de zwaartekracht (de lessen wereldoriëntatie slaan duidelijk aan), dartelen de dames zielsgelukkig om me heen. Ze hebben het heerlijk gehad. En ik stiekem ook.
Kom maar door met die basisschooljaren, we zijn er klaar voor!