Docenten Moderne Vreemde Talen stellen mij nogal eens de vraag of er geen efficiëntere methode is om woordjes te leren. Een inventarisatie aan de hand van drie leertheorieën.
De drie leertheorieën waar het om gaat zijn:
1. HET BEHAVIORISME (1920 – 1970)
De behavioristen concentreerden zich op het waarneembaar gedrag van dieren en mensen. Een strikte behaviorist als B.F. Skinner vond het zinloos te speculeren over de processen die plaats vonden in het brein. Belangrijk was alleen te constateren welke koppelingen er door de lerende werden gemaakt tussen elementen in de omgevingen (‘stimuli’) en gedragsantwoorden (‘responses’).
Het behaviorisme heeft een sterke invloed gehad op het schoolse leren. Omdat het zich niet bezig hield met de processen die zich afspeelden in het brein (de leerprocessen), maar zich vooral richtte op de resultaten van het leren, leidde deze theorie tot een zeer productgerichte benadering van het onderwijs
Het ging de behavioristen er dus niet om hoe mensen leerden. Ze keken alleen naar het resultaat. Ze waren productgericht. Er waren slechts stimuli en responses.Om leerlingen te dwingen onaangename taken te doen zoals woordjes leren, volgden ze een andere theorie van de behavioristen: gedragsverandering door middel van straffen en belonen (operante conditionering).
Volgens deze theorie zijn leerlingen in staat woordjes te leren, als je ze er maar voor beloont.
2. HET COGNITIVISME (1970 – 1990)
Mede onder invloed van de komst van de computer begon de psychologie zich in de jaren ’60 te interesseren voor de processen die zich in het brein afspeelden tijdens het leren. Het cognitivisme heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan onze kennis over het verwerven en integreren van informatie en over de toepassing ervan. Begrippen als korte termijngeheugen (KTG), lange termijngeheugen (LTG) en werkgeheugen (WG) danken we aan deze stroming. De cognitivisten vonden uit dat een aantal herhalingen van de leerstof beter werkte dan langdurig achter elkaar leren. Anders dan de behavioristen waren de cognitivisten minder output gericht, maar meer procesgericht.
Een cognitivistisch advies: Verspreid het leren van woorden in de tijd. Bij voldoende herhalingen worden ze opgeslagen in het LTG.
3. HET (SOCIAAL) CONSTRUCTIVISME
Deze moderne theorie gaat ervan uit dat een mens kennis op zijn eigen wijze construeert. Daarvoor moet hij zich inzetten, dus inspanning leveren.
Omdat de theoretische onderbouwing nogal ingewikkeld is gebruik ik de volgende metafoor.
Kijk naar het menselijk brein als naar een stad met straatjes, pleinen, boulevards en wegen. Het is een voor jou onbekende stad en je moet er je weg vinden naar een bepaald adres.
Wat doe je om de stad te leren kennen?
a) Je roept een taxi aan en je laat je brengen.
b) Je gebruikt je Tomtom om je de weg te wijzen.
c) Je gebruikt een kaart, je vraagt de weg.Met welke methode leer je de stad het beste kennen? Iedereen zal zeggen antwoord C . Waarom? Je hebt zelf inspanning geleverd. En met zelf inspanning leveren, leer je het meest. Maar nog belangrijker: je kennis van de stad construeer je zelf en wordt op de manier die het best bij jou past opgeslagen.
Het sociaal constructivisme leert ons dat je het beste leert in context en door je in te spannen.Als je woordjes leert op de manier van het behaviorisme en zelfs van het cognitivisme, dan worden de woordjes los opgeslagen in het LTG en zijn alleen oproepbaar als je er rechtstreeks naar vraagt. Maar woorden in het LTG die in context zijn opgeslagen zijn ook in nieuwe contexten oproepbaar.
Woordjes leren volgens de genoemde drie leertheorieën:
Stel je hebt een Engelstalige tekst. Onder de tekst staan 15 nieuwe woorden met hun betekenissen.
Behavioristisch: Leg je hand op de Engelse woorden, lees de Nederlandse en probeer de woorden te onthouden. Stel een beloning in het vooruitzicht.
Cognitivistisch: Doe hetzelfde, maar benadruk het belang van herhalingen in de tijd.
Constructivistisch: Laat de leerlingen een beknopte samenvatting maken van de tekst, waarin ze het te leren idioom verwerken (actief, dus inspanning, dus opslag in context. Vraag de leerlingen bij een toets een eigen verhaal te schrijven waarin tenminste 10 van de nieuwe woorden verwerkt zijn.
Constructivistisch + een beetje behavioristisch: Geef leerlingen die 10 woorden juist gebruiken een 7 en voor elk woord meer een punt erbij (met een maximum van 10). Als het een idioomoverhoring is, tellen andere fouten niet mee.
Probeer dit eens uit. Succes!