‘Oriëntatiejaren’, een ‘funderende fase’ of ‘10-14 onderwijs’? Het zijn verschillende namen voor hetzelfde ideaal: de schoolkeuze voor het voortgezet onderwijs uitstellen. Met een later selectiemoment geef je leerlingen eerlijke kansen, zo is de gedachte.
Op relatief jonge leeftijd maken Nederlandse leerlingen de keuze voor het vo. Naar welke school ze gaan en welk niveau hun vervolgopleiding heeft, staat vervolgens vast. Switchen kan, maar komt in de praktijk weinig voor. Steeds minder scholen hebben brede brugklassen met meerdere niveaus in één klas. En steeds vaker heeft zelfs ieder niveau een eigen locatie. Daarmee maken leerlingen op jonge leeftijd al een vrij definitieve keuze, als het aankomt op een vervolgopleiding.
Nadelen van vroege selectie
Dat vroege keuzemoment heeft nadelen, zo betoogt onder meer het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Leerlingen hebben een grotere kans om te blijven zitten en het is nadelig voor de ontwikkeling van een kind. Homogene klassen kunnen bovendien negatief uitpakken voor leerlingen met een lager niveau, aldus het NRO. De Onderwijsraad bracht vorig jaar al een rapport uit met een kritische kijk op de ‘doorgeschoten differentiatie’ in het onderwijsstelsel. Deze differentiatie zou de tweedeling versterken. Dat maakt het voor het onderwijs moeilijker om een bijdrage te leveren aan sociale samenhang in de maatschappij. Daarnaast maakt het de doorstroom binnen het onderwijs ingewikkelder.
Sociaal-economische ongelijkheid tegengaan
Uit onderzoeken blijkt dat vooral leerlingen uit een lager sociaal-economisch milieu door vroege selectie minder kansen krijgen. Vroege selectie vergroot de verschillen in leerprestaties en bevordert daarmee kansongelijkheid. Leerlingen met lager opgeleide ouders, of afkomstig uit achterstandssituaties, presteren vaker op een laag niveau. Zij krijgen gemiddeld een lager schooladvies. Bij late selectie zijn de prestatieverschillen tussen leerlingen kleiner, zo blijkt uit internationaal onderzoek. Zij hebben dan de tijd om zich verder te ontwikkelen en in te stromen op een hoger niveau. Dit maakt dat kansenongelijkheid bij een later selectiemoment afneemt.
Kansen individuele leerlingen
Niet alleen voor de verbetering van onderwijsgelijkheid en sociale samenhang biedt een later selectiemoment voordelen. Individuele leerlingen krijgen zo ook meer tijd om te kijken welk type onderwijs bij hen past. Daarnaast kan met doorlopende leerlijnen een meer vloeiende overgang naar het vo worden gecreëerd. Zo’n geleidelijke overgang zorgt ervoor dat leerlingen terechtkomen op een plek die optimaal aansluit bij hun talenten en behoeftes. Bovendien geeft het laatbloeiers extra tijd om zich te ontwikkelen. Voorstanders verwachten verder: uitdagend onderwijs, gemotiveerde leerlingen en minder zittenblijvers.
Oriëntatiejaren geschikt voor iedereen?
Een ‘funderende fase’ of extra ‘oriëntatiejaren’ voor leerlingen tot 14 à 15 jaar, steeds meer scholen experimenteren ermee. Een voorbeeld is het 10-14 onderwijs, dat veel van de genoemde voordelen al ervaart. Het latere selectiemoment is ook onderdeel van de plannen voor Rijke Schooldagen. Het lijkt alsof het uitstellen van het keuzemoment enkel positieve kanten heeft. Echter, leerlingen met hogere niveaus hebben juist wel baat bij de huidige vroege selectie. Waar leerlingen met een lager niveau zich in een brede brugklas kunnen optrekken aan leerlingen met een hoger niveau en zo uiteindelijk op een hoger onderwijsniveau terechtkomen, geldt dit voor vwo-leerlingen niet. Door vroege selectie krijgen zij juist eerder onderwijs dat bij hen past.
Een vroege selectie of een laat keuzemoment? Wat heeft jouw voorkeur? Laat het ons weten via onderstaand reactieformulier.