Home » Neuropsycholoog Jelle Jolles: ‘Jongeren moet je steunen, sturen en prikkelen’

Neuropsycholoog Jelle Jolles: ‘Jongeren moet je steunen, sturen en prikkelen’

jongeren op het schoolplein

Hoe ontplooien, denken en leren kinderen en jongeren? Tijdens het online event Onderwijs van Morgen Live! sprak hoogleraar neuropsychologie Jelle Jolles hierover met NOS-presentatrice Malou Petter. Wij willen meer weten over dit interessante onderwerp en duiken met hem nog dieper in het (tiener)brein. Een gesprek over ontwikkeling, attitude en de rol van leraren en ouders.

Kommer en kwel? Kansen en mogelijkheden!

Jelle Jolles is hoogleraar neuropsychologie en was jarenlang verantwoordelijk voor het centrum Brein & Leren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij heeft een enorme interesse voor de ontplooiing van kinderen en in het bijzonder de tiener en zijn brein. Jolles is ook schrijver van ‘Het Tienerbrein’, een bestseller die wordt gezien als een onmisbaar boek voor opvoeders. Het boek ‘Leer je kind kennen’ uit 2020 is een uitbreiding daarop. Zijn belangrijkste boodschap: zie de tienertijd niet als periode van kommer en kwel, maar als periode van kansen en mogelijkheden.

Waar komt uw passie voor het (tiener)brein vandaan?

Jelle Jolles: ’In Maastricht heb ik jaren de Leerpoli voor kinderen geleid. Daar kwamen onder anderen kinderen met leerproblemen, ADHD of autisme. In veel gevallen lag de focus bij opvoeders en leraren op wat er niet goed ging, maar die kinderen waren nog ‘werk in uitvoering’. Matige prestaties en soms lastig gedrag kwamen vooral door het feit dat hun brein nog niet zo goed was in het remmen van impulsen. Ik besefte toen: we moeten anders naar kinderen kijken, want hun hersenrijping speelt zo’n belangrijke rol. De afgelopen dertig jaar heerst de opvatting dat je leerlingen moet vrijlaten en dat ze zichzelf moeten ontwikkelen en ontdekken. Daar ben ik het slechts gedeeltelijk mee eens. Een tiener heeft prikkels én zijn omgeving nodig. Opvoeders, leraren en coaches zijn nodig om inspiratie te geven en routes te wijzen die jongeren vanuit zichzelf niet vinden. Ik heb een goede jeugd gehad, met de ups en downs zoals elke tiener die ervaart én ik heb me diep en breed kunnen ontwikkelen. Ik heb daarin veel geluk gehad met mijn ouders, mijn school en leraren die mij in veel dingen stimuleerden. Het belang daarvan wil ik overbrengen op anderen.’

In het gesprek met NOS-presentatrice Malou Petter, op het event Onderwijs van Morgen Live!, zei u dat we onze attitude richting tieners moeten veranderen. Waarom?

‘Ouders en leraren vinden tieners vaak lui, maar dat zijn ze helemaal niet. Volwassenen denken: ze begrijpen toch waarom ze naar school moeten? Mijn antwoord is: nee, dat begrijpen ze niet, want ze hebben nog te weinig kennis en ervaring. Wij extrapoleren ons denken naar tieners en vergeten dat wij in onze tienertijd ook nog niet zo konden denken. Dat is door het internet natuurlijk ingewikkelder geworden. Kinderen kunnen nu veel meer dan wij op die leeftijd. Ze zijn goed in sociale media en weten hun weg in de digitale wereld te vinden. Daardoor denken veel volwassenen: ze zijn net zo slim als ik. In potentie is dat zo, maar het tienerbrein is op sociaal-emotioneel vlak en ook qua kennis en ervaringen nog behoorlijk leeg. Het is belangrijk dat we ons realiseren dat er een kloof is tussen onze verwachtingen en dat wat onze jongeren feitelijk al kunnen.’

U zei tijdens dat interview ook: ‘We moeten kinderen veel meer zien als een rups die uitgroeit tot een vlinder’. Wat bedoelt u daarmee?

‘Of als een klein vogeltje dat net uit een nestje komt. Dat vogeltje gaat op de rand van het nest zitten, wappert met zijn vleugels, maar kan nog niet vliegen en hipt van het nest naar een takje. Wij moeten onze tieners ook zien als fladderaars. In potentie kunnen ze beter vliegen dan wij, maar we moeten ze wel de tijd geven om ervaring op te doen. Opvoeders en leraren kunnen leerlingen daarin stimuleren door meer rollen te spelen dan alleen die van de kennisgever. Als leraar ben je manager, maar ook coach, supporter, inspirator, mentor en adviseur. Een 18-jarige student heeft niet per se sturing nodig, maar wel advies. Mijn volwassen kinderen komen ook nog regelmatig bij mij voor advies en het mooie is: zij geven mij ook advies over zaken waarvan ze meer weten dan ik. Dat is wat ik leraren wil meegeven. Vraag een leerling die veel kennis heeft over sociale media wat jij daarmee kunt doen in de klas en hoe. Een leerling voelt zich dan gezien en raakt meer gemotiveerd.’

Hoe belangrijk is de rol van leraren bij de ontwikkeling van kinderen?

‘Heel belangrijk. Rembrandt van Rijn is een wereldberoemde kunstenaar, maar zou hij dat ook zijn geworden als hij geen leermeester had gehad? Van zijn tiende tot zeventiende levensjaar was hij gezel en heeft hij uiterst belangrijke basisvaardigheden geleerd: van verf mengen tot schaduwen maken. En zo hadden meer topkunstenaars een leraar die hen de routes wees. Van kinderen wordt tegenwoordig verwacht dat ze zelfsturend leren en van leraren dat zij zich terugtrekken. Veel leraren vinden dat lastig. Laatst zei een leraar tegen me: ‘Mijn handen jeuken, want ik zie dat het kind op de verkeerde weg is’. In mijn ogen moet je jongeren absoluut niet loslaten. Je moet ze steunen, sturen en prikkelen. Niet alleen kennis aanreiken, maar ze ook uitdagen, feedback geven en inspireren. Dat is juist ook zo vreselijk leuk aan leraar zijn. Zo heb ik dat zelf ook ervaren, in de vele jaren dat ik actief was in het hoger onderwijs.’

Welk advies wilt u alle leraren meegeven?

‘Leer je leerling kennen. Een 12-jarige is best slim, maar weet nog heel weinig over hoe het werkt binnen een vriendengroep en waarom hij soms ruzie heeft. Het sociale brein is op die leeftijd nog niet ontwikkeld en daarom is het zo sterk gericht op het leren begrijpen van de sociale omgeving. Mijn moeder zei vroeger eens: ‘Je hebt van twee tot zes uur met je vrienden op dat muurtje gezeten. En jullie deden helemaal niks? Kun je niet veel beter je huiswerk maken?’. Tieners zijn dan juist mentaal heel actief bezig, want het sociale brein is ervaring aan het opdoen. Luisteren, kijken, elkaar af en toe uitdagen. Daarin moeten we kinderen stimuleren, óók op school. Ik zie in het voortgezet onderwijs vaak dat mentorlessen niet voldoende worden benut. Leerlingen werken bijvoorbeeld aan hun huiswerk. Een mentorles is een ideaal moment waarin je kan werken aan sociale vaardigheden: leren over jezelf, de intenties van anderen en over de consequenties van je gedrag. Deel de klas op in vier groepen en laat leerlingen nadenken over vragen als: waar ben je goed in en waarin juist niet? Of: beschrijf je vrienden. Zijn dat vrienden die je over twintig jaar nog steeds hebt en waarom? Het zijn vragen die ieder kind zichzelf stelt en het is goed ze daarover met elkaar te laten nadenken.’

In uw meest recente boek ‘Leer je kind kennen’ pleit u voor meer aandacht voor de executieve functies van het brein. Wat zijn dit voor functies?

‘Executieve functies zijn essentieel voor het leren en de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen. De ontwikkeling van deze functies begint al tijdens je tweede levensjaar, bijvoorbeeld tijdens potjestraining. Het zijn vaardigheden als plannen, organiseren en problemen oplossen, maar ook zelfinzicht, zelfregulatie, eigen emoties herkennen en beschrijven, empathie en consequenties van gedrag overzien. Daar moeten we in het onderwijs veel meer aandacht aan besteden. Leraren denken weleens: wéér een protocol. Wat ze zich niet realiseren is dat opvoeders en leraren deze functies al millennia trainen. Al deze functies zijn nodig om ons aan te kunnen passen aan een veranderende omgeving. Ook zijn ze essentieel voor cognitie: het verwerken van informatie. Stel, een leerling vindt wiskunde een van de vervelendste vakken, maar laat het niet vallen, omdat hij later iets met economie en politiek wil doen. Dit laat zien dat hij op een hoger niveau naar zichzelf kan kijken. Door zelfinzicht komt hij tot zelfregulatie en houdt hij rekening met de consequenties voor later. Daarin ligt een gigantisch belangrijke rol voor leraren. Daarom moeten we de leraar zien als motor van de talentontwikkeling.’

Leraren hebben het al erg druk en weten soms niet waar ze extra tijd vandaan moeten halen.

‘De verzuchting van leraren is begrijpelijk, maar wetenschappelijk onderzoek laat zien dat veel leerlingen leren ondanks school. Daarmee bedoel ik dat er behoorlijk wat leerlingen zijn die in een les helemaal niets opsteken. De kans dat de leerling wat met de stof doet, is groter als hij of zij op een of andere manier wordt ‘geraakt’ door de leraar. Probeer de aandacht van leerlingen te trekken door een grapje, door uit te dagen, soms te plagen of een persoonlijk verhaal te vertellen. De thalamus, een belangrijke hersenstructuur die onder meer verantwoordelijk is voor ‘het zoeklicht van de aandacht’, kan zorgen dat er als het ware een vlaggetje wordt gezet: sla deze stof op. De verbindingen naar de hersenschors gaan openstaan en informatie komt dan écht binnen, omdat die in de hersenen wordt gekoppeld aan sociaal-emotioneel relevante informatie.

Wat kunnen leraren nog meer doen om in de les de aandacht van leerlingen te trekken?

‘Ook door je les anders in te richten, heb je een grotere kans dat leerlingen wat oppakken. Nieuwigheid is de belangrijkste functie voor ons brein, dat geldt voor alle leeftijden en dus ook voor kinderen. De interesse in nieuwigheid moet je daarom blijven stimuleren. Veel leerlingen vinden een les saai en kennen de leraar van haver tot gort. Omdat een leraar zo voorspelbaar is, zeggen de hersenen: ‘niet nieuw en daarom geheel niet belangrijk’. Daar kun je niet altijd iets aan doen als leraar: je bent wie je bent. Maar in je gedrag naar leerlingen kun je wél minder voorspelbaar zijn. Probeer daarom niet alleen de inhoud van je les voor te bereiden, maar denk ook na over hoe jij die interactie met je leerlingen kunt vormgeven. Daarmee geef je brandstof aan het op nieuwigheid gerichte brein van de tiener.’

Er zijn veel zorgen over kinderen die opgroeien tijdens de coronapandemie. Welke gevolgen heeft de pandemie voor de sociaal-emotionele ontwikkeling van het brein?

‘De gevolgen zijn heel groot. De hersenrijping van kinderen wordt namelijk gestimuleerd door prikkels uit de omgeving. Ik vergelijk het met honger. Als je te weinig eet, heb je nul concentratie. Hetzelfde geldt op sociaal gebied. Het brein is sociaal hongerig en als dat niet wordt gevoed dan gaan kinderen daarover malen. Dat voorkomt dat ze op een positieve en geïnteresseerde wijze bezig zijn met de leerstof en school. Vergelijk het met een verslaving aan drugs, alcohol of sigaretten. Bij een gebrek aan deze stoffen kan een verslaafde aan niets anders denken. Er zitten veel leerlingen niet lekker in hun vel, omdat ze te weinig sociale interactie hebben. Daarbij komt dat ze nog niet goed onder woorden kunnen brengen wat hen parten speelt en waar ze last van hebben.’

Wat kunnen leraren doen om deze kinderen te helpen en begeleiden?

‘Tijd vrijmaken voor activiteiten die zijn gericht op het ontwikkelen van de executieve functies. Kinderen leren alleen hoe ze vriendschappen sluiten als ze met elkaar in contact komen. Daar moeten we meer ruimte voor maken. Natuurlijk is het inhalen van lesstof ook belangrijk, maar als je eerst investeert in de ontwikkeling van zelfkennis en sociale interactie, dan liften de schoolse vakken daarop mee. Zet op het schoolplein statafels neer, zodat groepjes bij elkaar kunnen komen. Laat kinderen elke week op een andere plek zitten, zodat ze ook met andere klasgenoten praten. Dit onderwerp intrigeert mij zo, omdat ik zo’n goede tienertijd heb gehad. Mijn ouders maakten voor mij allerlei dingen mogelijk. Zo ging ik bijvoorbeeld op zomerkamp. Ik was daar enorm eenzaam, maar ik heb er ook verschrikkelijk veel geleerd. Niet iedereen heeft daar geld voor, maar scholen kunnen dat soort activiteiten wel organiseren. Denk aan naschoolse activiteiten als game-les of les in breakdance. Allemaal dingen waarbij je kinderen stimuleert om met elkaar in contact te komen. Iedere school kan dat. Ik strijd tegen het idee: dat kan niet, want we hebben er geen tijd voor. The sky is the limit.’

Wil je meer weten over het (tiener)brein? Neuropsycholoog Jelle Jolles is schrijver van de boeken ‘Het Tienerbrein’ (2016) en het recente ‘Leer je kind kennen’ (2020). Hij is ook actief op LinkedIn en Twitter en deelt daar onder meer interessante publicaties over zijn vakgebied en het brein. Meer informatie over zijn werk vind je op www.jellejolles.nl. In 2017 publiceerde Onderwijs van Morgen ook een interview met Jolles.

Laatste onderwijsnieuws

Een kledingkast van een tiener

Lied van de maand: Ik weet het niet!

Elke dag maar die vraag wat je aan moet. Soms weet je het gewoon niet! Zing mee met een liedtekst, een ingezongen lied, een karaokeversie.

Bekijk

Onbeperkt toegang
met je OvM account

Met het OvM account krijg je als onderwijsprofessional toegang tot meer artikelen en regel je welke informatie je wilt ontvangen. Bijvoorbeeld de nieuwsbrief of Juf & Meester.