In de eerste helft van het schooljaar leren de kinderen de verschillen tussen ei en ij en au en ou. Kinderen leren deze klanken door herhaling en inslijpen. De ei-plaat en de au-plaat, gebaseerd op het ei-verhaal en het au-verhaal, ondersteunen hen daarbij. De afspraak is steeds: staat een woord op de plaat en komt het voor in het verhaal, dan schrijf je de ei (of au). Zo niet, dan schrijf je ij (of ou).
De ei-plaat en au-plaat staan achterin het spellingwerkboek. Daarnaast kunt u onderstaande printbladen in de klas ophangen. De A3-bestanden zijn eventueel als A2-poster af te drukken.
De verhalen bij de ei-plaat en de au-plaat staan op kopieerblad 3 en 4 achter het tabblad Algemeen in de kopieermap Algemeen.