Leerlingen met emotionele problemen, ernstige ontwikkelingsstoornissen en diverse typen gedragsstoornissen hebben baat bij het hanteren van de zogenaamde gedragsfunctieanalyse, zo blijkt uit onderzoek uit de VS (Mitchell, 2015), waar deze vorm van analyse op scholen gebruikt wordt. Een gunstig neveneffect is dat de leerprestaties positief beïnvloed worden.
Dit artikel is afkomstig uit het Praxisbulletin van mei 2017 en is geschreven door Peter de Vries. Praxisbulletin is een praktisch, onafhankelijk vakblad voor basis- en speciaal onderwijs en verschijnt 10 keer per jaar. Elke maand delen we een speciaal geselecteerd artikel uit een eerder verschenen nummer! Meer weten? Kijk op Praxisbulletin.nl.
Sinds 2004 zijn scholen in de Verenigde Staten verplicht een gedragsfunctieanalyse (GFA) uit te voeren. Dit als basis voor de begeleiding van leerlingen die moeilijk hanteerbaar gedrag tonen en leerkrachten die gedragsproblemen ervaren bij kinderen. Zonder een goed uitgevoerde GFA wordt nader onderzoek of het verzoek om verwijzing afgewezen. In Nederland is dit niet zo. Wel wordt de gedragsvragenlijst (GVL) gebruikt en meestal wordt deze door zowel de ouders als de leerkracht ingevuld.
Download op Praxisbulletin
Het GFA-instrument of –model vormt een compilatie van verschillende modellen. In het volledige artikel op praxisbulletin.nl worden de achtergronden bij deze modellen besproken. Hierbij komen het ABC-model, gekoppeld aan de behavioristische visie op gedrag, handelingsgericht werken, gedragsbiologie, ecologische pedagogiek en het sociaal emotioneel competentiemodel aan bod. Het instrument is in zijn geheel te vinden en te downloaden op Praxisbulletin.nl.
Gebruik van het GFA-instrument
Fase 1: globale verkenning
In deze fase leg je informatie vast die reeds bekend is. Naast het verzamelen van concrete informatie stel je vragen om de functie van het gedrag te achterhalen, de reacties van de groep te beschrijven en het handelen van de leerkracht in beeld te krijgen.
Fase 2: directe en indirecte factoren
De invloed van de leerling zelf, de leerkracht, de groep, het onderwijs en de thuisomgeving wordt in kaart gebracht. Hiervoor gebruik je het ABC-model en beschrijf je concrete, directe factoren. Ook noteer je de reacties van de leerkracht, de groep en de leerling zelf direct op het gedrag. Blijf in deze fase zo concreet en feitelijk mogelijk.
Fase 3: integratief beeld, hypothese en gewenst doelgedrag
In fase 3 formuleer je een voorlopige stand van zaken en het positief doelgedrag. Je stelt ook vast welke aanleidingen tot het negatieve doelgedrag en welke respons op het negatieve doelgedrag aandacht moeten krijgen in het plan van aanpak.
Slotfase: uitvoer en evaluatie
Maak in je plan van aanpak onderscheid tussen het plan voor de leerling en het ondersteuningsplan voor de leerkracht. Noteer tijdens de uitvoering opmerkingen en aandachtspunten in het logboek. Evalueer de analyse en benoem wellicht doelen voor een volgende periode.
Conclusie
Bij gedragsproblemen dient allereerst de vraag centraal te staan: hoe helpen we dit kind of deze leerkracht verder? Dit vraagt om nauwgezette en goed doordachte en gestructureerde analyses. De gedragsfunctieanalyse biedt een zeer bruikbaar model voor zo’n analyse, die veelvuldig zijn meerwaarde heeft bewezen. Door zijn doelgerichtheid, het betrekken van ouders en kind en de aandacht voor positieve kenmerken en omgevingsfactoren, past dit model goed binnen een handelingsgerichte benadering. Meer lezen? Download nu het complete artikel uit Praxisbulletin!
Hoe benader en behandel jij kinderen met gedragsproblemen? Laat een reactie achter via onderstaand reactieformulier.