Tip: bekijk de video voor u aan het artikel begint.
Prof. Dr. Michiel Westenberg heeft in zijn onderzoek bij een grote groep jongeren geconstateerd dat tijdens de adolescentie-periode op drie gebieden ontwikkeling plaats-vindt: de puberteitsontwikkeling (seksuele volwassenwording), de cognitieve ontwikke-ling en de ontwikkeling op psychosociaal gebied. In de vorige afleveringen hebben we ons bezig gehouden met deze gebieden van de puberteitsontwikkeling, zowel bij meisjes als bij jongens. We zijn nu aangekomen bij de vierde fase in het leven van de adolescent, en trekken deze door naar de volwassenheid.
In het filmpje is goed te zien dat de ontwikkeling op de drie gebieden schoksgewijs verloopt. Hoewel de jongeren op deze leeftijd al een heel volwassen indruk maken, liggen de seksuele, cognitieve en psychosociale sporen lang niet altijd parallel aan elkaar, en gaan ze dus ook niet vloeiend in elkaar over. En hiermee hebben we meteen de verkeerde studiekeuzes en verkeerde beroepskeuzes verklaard. Ook de oorzaken van de grote maatschappelijke en persoonlijke kosten die deze met zich meebrengen, worden nu duidelijk. En dat niet alleen! Het belang van de mentor van het vorige artikel komt nu in een nog duidelijker licht te staan. En er is nog meer; we zullen aan de persoon van de mentor belangrijke eisen moet gaan stellen. Welke? Hier kom ik na mijn volgende (slot)artikel over het puberbrein in een apart artikel nog op terug.
Beter luisteren naar het eigen geweten
Eveline Crone (2008) karakteriseert de egostadia van deze groep als opeenvolgend zelfbewust en verantwoordelijk. Jongeren beginnen zich meer naar binnen te richten, al blijven ze gevoelig voor waardering en bezorgd voor afwijzing en verlating. Ze blijven dus ook nog naar buiten gericht, maar hun zelfbewustzijn groeit. Zij kunnen bijvoorbeeld steeds beter hun emoties, hun innerlijk leven, beschrijven. Niet langer fungeert de groepsnorm of de externe autoriteit als richtinggevend, maar hun eigen geweten. Er vindt dus een duidelijk integratieproces plaats van de hiervoor genoemde gebieden van ontwikkeling. De volwassenheid dient zich aan. Of om te eindigen met een parafrase van de bekende Prof. Dr. Jelle Jolles “Zo zal een jongvolwassene van wie de prefrontale cortex al tamelijk ver ontwikkeld is, beter weerstand kunnen bieden aan druk van derden om iets te doen waar zij eigenlijk niet helemaal achter staat”.
Druk van leeftijdsgenoten – het is slimmer om niet al te slim te zijn
In voorafgaande artikelen hebben we gezien dat de ontwikkeling van meisjes steeds voorloopt op die van jongens. Ik ga hier daarom even kort in op hoogbegaafde meisjes en de invloed die de egostadia hebben op hun keuzes en hun ontwikkeling. Meer nog dan jongens camoufleren hoogbegaafde meisjes hun talenten. De groepsdruk onder meisjes is namelijk hoger dan bij jongens. Om erbij te kunnen horen, passen ze zich aan het groepsgemiddelde aan. Ze maken een keuze tussen het halen van academische doelen en populariteit. En vaak winnen sociale relaties het van intellectuele interesses. Hoogbegaafde jongens doen dat minder, omdat zij minder snel de sociale richtlijnen van de groep kunnen oppikken dan meisjes.
Om anderen plezier te doen, hebben meisjes de neiging onder hun niveau te gaan zitten, vaak ervoor kiezend anderen te helpen in plaats van te leren. Terwijl jongens over het algemeen geen contact zoeken met jongens die een lager cognitief niveau hebben dan zijzelf, doen meisjes moeite zich in de groep te mengen zodat hun talenten niet opvallen.
De meest kritische periode waarbij talent verloren gaat is rond 10-14 jaar. In deze periode ontdekken hoogbegaafde meisjes dat hun academische prestatie ten koste kan gaan van acceptatie binnen de groep. Meidengroepen belonen conformisme en kunnen het meisje dat goed presteert verbannen. Hierdoor gaat veel vrouwelijk talent verloren. Mijn vraag aan u: kunnen opvoeders hier iets aan doen?