Dit zou wel eens een spannende serie kunnen worden. De voortgaande groei van de kennis over het brein in ontwikkeling gaat ons mogelijk tot het inzicht brengen dat we in het onderwijs, maar ook in het jeugdbeleid, niet goed bezig zijn.
Mythe
Ons beleid stoelt nog op de inzichten uit de jaren ’80 van de vorige eeuw. In deze periode zijn de huidige beleidsbepalers opgegroeid. Zij zijn geboren in de wilde jaren ’60, in de tijd van de anti-autoritaire opvoeding, toen ‘alles moest kunnen’. In die tijd dacht men nog dat de hersenen van een kind aan het begin van de pubertijd af waren en dat het nu tijd werd het kind los te laten om het de kans te geven in vrijheid op te groeien. Maar Nelis & Sark (2009) spreken van een mythe als wij denken dat de huidige pubers in deze fase van hun leven al goed met deze vrijheid om kunnen gaan.
In deze serie artikelen over het puberbrein en het adolescentenbrein gaan we aan de hand van nieuwe inzichten de ontwikkeling van het kind in de tijd volgen. Aan het eind van deze serie zullen we onze conclusies trekken. Misschien zullen we moeten concluderen dat zelfstandig leren niet zonder meer mogelijk is.
Egostadia
Voor de goede orde zal ik u de opeenvolgende stadia noemen die E. Crone (2008) gebruikt.
- Impulsief: 6–9 jaar
- Zelfbeschermend: 10–13 jaar
- Conformistisch: 13–17 jaar
- Zelfbewust: 18–22 jaar
- Verantwoordelijk: vanaf 23 jaar
Het is belangrijk te vermelden dat nieuwe stadia voortbouwen op de oude. Dit wil zeggen dat bijvoorbeeld elementen van het impulsieve stadium ook nog aanwezig zijn in het verantwoordelijke stadium. Zo kun je het kind nog steeds terugzien in de bejaarde.
Ik denk dat het ook belangrijk is onderscheid te maken tussen jongens en meisjes. De ontwikkeling van jongens en meisjes tonen grote overeenkomsten, maar ook belangrijke verschillen. Hierop werd door enkele lezers bij het voorafgaande inleidende artikel al gewezen.
Het impulsieve egostadium – 6 tot 9 jaar – Het kind trekt aan de bel: ik kom er aan!!
Dit stadium gaat aan de pubertijd vooraf. Maar het is een stadium dat een belangrijke rol blijft spelen in de verdere ontwikkeling. Daarom neem ik er even de tijd voor in dit artikel en het volgende om hierop in te gaan.
Het impulsieve stadium kenmerkt zich door:
- Externe gestuurdheid: doelen en daden vallen in belangrijke mate onder de verantwoordelijkheid van de opvoeders;
- Agressieve en empathische impulsen: het kind kan zo maar boos worden of in tranen uitbarsten;
- Volgzaamheid en afhankelijkheid: geconfronteerd met kritiek reageert het kind emotioneel en zoekt steun bij ouderen.
Verschillen tussen de hersens van jongens en meisjes
De linkerhersenhelft groeit bij baby’s langzamer dan de rechter. Maar bij jongens is dit nog sterker. Dit is het gevolg van hormonen. Het testosteron in het bloed van een jongen heeft namelijk een vertragende werking op de groei in de linkerhersenhelft. Het oestrogeen, het hormoon dat bij meisjes overheerst, stimuleert hier juist een snellere groei van de hersencellen. Volgens Biddulph (2002) is de groei van de linkerhersenhelft bij jongens later klaar. Gevolg is dat er aanvankelijk geen verbindingen plaats vinden van hersencellen vanuit de rechterhersenhelft naar de linkerhersenhelft. Deze gaan dan weer terug naar de rechterhersenhelft, waardoor deze bij jongens meer interne verbindingen heeft, maar minder dan met de linkerhersenhelft.
Dit heeft gevolgen voor leren en gedrag. Maar dat is voor de volgende keer.
Vraag aan u: ziet u verschil in ontwikkeling tussen jongens en meisjes?
Literatuur:
1. Biddulph, S. (2002), Jongens, Hoe voed je ze op? Rijswijk: Uitgeverij Elmar
2. Crone, E. (2008), Het Puberende Brein. Amsterdam: Uitgeverij Bert Bakker
3. Loevinger, J. (1976), Ego Development. San Francisco: Jossey-Bass
4. Nelis, H. & van Sark, Y. (2009), Puberbrein binnenstebuiten. Utrecht – Antwerpen: Kosmos Uitgevers