Je hebt ooit wel je bevoegdheid gehaald, maar het is al jaren geleden dat je gymles gaf. En daar sta je nu, in die gymzaal. Hoe laat je de kinderen bewegen – op niveau?
Vanaf dit schooljaar zijn alle basisscholen verplicht om minstens twee lesuren bewegingsonderwijs te verzorgen, in totaal 90 minuten per week. Het advies luidt om 2 x 45 minuten te hanteren. Op veel scholen gold deze tijdseis al, maar er zijn scholen die het tweede lesmoment niet hadden ingeroosterd.
Vakwerkplan
Op iedere school is de situatie anders. Soms is de groepsleerkracht zelf verantwoordelijk voor het bewegingsonderwijs. Soms geeft een vakleerkracht één of beide gymlessen. Maar het komt ook voor dat scholen samenwerken met een sportorganisatie vanuit de gemeente.
Hoe het er op jouw school ook aan toegaat: zorg voor een goed vakwerkplan. Neem hierin alle leerdoelen, de lesplanning én de uitgewerkte lessen op. Je kunt een methode gebruiken of zelf je lessen ontwerpen. Als je het lastig vindt, vraag dan een vakleerkracht of andere sportprofessional om je te helpen met het opstellen en implementeren van dit vakwerkplan.
De kracht van herhaling
Als je twee keer per week dezelfde gymles geeft, weten de kinderen wat ze moeten doen. Ze hebben dan minder uitleg nodig en gaan dus sneller aan de slag. Zo bewegen ze meer, slijpen bewegingen in en worden die geautomatiseerd. Borduur voort op wat kinderen de eerste les leren en bied variaties aan: maak bij kastspringen bijvoorbeeld de kast hoger of voeg een extra obstakel toe. Je kunt ook in tweede les de groep in homogener indelen. Hetzelfde spel krijgt dan een andere dimensie. Of herhaal twee van de drie lesonderdelen en vervang het laatste onderdeel door een nieuwe oefening. Richt de aandacht dan op het nieuwe onderdeel. De bekende lesonderdelen kunnen de kinderen dan zelfstandig doen. Zo heb jij meer ruimte voor de kinderen die extra aandacht nodig hebben.
Variatie en differentiatie op drie manieren
Pas differentiatie toe op de hele groep of juist op één of een paar kinderen in oefening én in spel, dan blijft de les uitdagend en afwisselend en leren kinderen op hun eigen motorische niveau.
- Materiaal
Speel met andere ballen, pas de hoogte van de kast aan of voeg op de ‘terugweg’ obstakels toe. - Ruimte
Maak het speelveld groter of juist kleiner, haal een vrijplaats weg (voor alle kinderen of een of meer) of maak een zone voor recht van aanval. Buiten kun je de ondergrond aanpassen. - Taak
Geef de kinderen per groep, team of kind een andere taak of pas de spelregels aan: de bal schieten in plaats van gooien, met je andere hand spelen, een beweegbaan springend met twee voeten afleggen of materiaal meenemen.
Raak en haal met variaties en differentiatie
Voor groep 3 t/m 8
Basisspel
Gooi met de bal vanaf je eigen vak de pylonen van het andere team om. Gelukt? Haal de pylon en zet die op jouw lijn. Afgooien kan niet, maar de pylonen verdedigen mag wel. Het team dat als eerste alle pylonen heeft, wint.
Variaties
Materiaal
- Meer ballen: de kinderen moeten dan sneller reageren.
- Andere ballen: speel in de bovenbouw met tennisballen.
- Gebruik ringen of pittenzakjes en schuif deze onder de bank door om de pylonen om te gooien. Zet de pylonen op de kop.
- Andere pylonen: gebruik blokjes in plaats van pylonen. Deze zijn moeilijker om te gooien.
Ruimte
- Vergroot of verklein het speelveld: zet de banken dichterbij of verder weg.
- Voeg zones toe: in het achterste gedeelte van het vak (gebruik bestaande belijning) mag je de bal schieten, in het voorste gedeelte moet je de bal gooien.
- Vergroot of verklein de afstand tot het doel: zet de blokjes dichterbij en de pylonen verder weg.
- Verhogen het doel: zet de blokjes of pylonen op een bank of kast.
Taak
Dit kan toegepast worden voor een aantal kinderen of voor de hele groep.
- Gooi met de andere hand: het is moeilijker om met de andere hand te gooien én het is goed voor de motorische ontwikkeling.
- Voer een neventaak uit: voordat je de bal mag gooien, tik je eerst de muur aan.
- Smash: gooi de bal omhoog en sla hem naar de overkant.
- Speel over: speel de bal eerst twee keer over voordat je hem mag gooien.
Observatie
Bij een klassikale (spel)les lijkt het alsof alle kinderen in beweging zijn en veel leren, maar als je goed observeert valt dit vaak tegen. De beleving is heel hoog en de fanatieke (vaak vaardige) kinderen hoor en zie je veel bezig zijn. Als je observeert hoe vaak een kind (en zeker een motorisch minder vaardig kind) balcontact heeft, zul je zien dat dit helemaal niet zo veel is. Juist deze kinderen wil je veel beweegervaring laten opdoen, zodat hun vaardigheden verbeteren en het motorische verschil in de klas niet groter wordt.
Pleuni Rollé is consulent sport bij Breda Actief. Pleuni richt zich op de doelgroep 2 tot 12 jaar.