Dat de werkdruk al jaren toeneemt in het onderwijs is algemeen bekend. Daarom gaat er inmiddels gelukkig meer geld naar het onderwijs. Maar hoe zet je dit vervolgens in om de werkdruk te verlagen? Directeur Gerda Maathuis vertelt hoe ze dit bij basisschool Petrus’ Banden in het Limburgse Venray aanpakken.
Natuurlijk ervaren de leerkrachten op basisschool Petrus’ Banden in mindere of meerdere mate werkdruk. Maar volgens directeur Gerda Maathuis is ‘werkdruk’ een breed begrip waar verschillende oorzaken voor kunnen zijn. ‘De één zal bepaalde werkzaamheden fantastisch vinden, terwijl de ander er stress van krijgt. Als het gaat om regeldruk kijken we daarom samen met het team heel goed: wat doen we wel en wat doen we niet? Wij gaan in gesprek met elkaar over wat nodig is en waar we los van elkaar goed in zijn.’ Natuurlijk zul je sommige taken simpelweg moeten doen. ‘Maar wij letten erop dat het zinvol is en er geen dubbele taken gedaan worden. Het is te makkelijk om te zeggen: er zijn heel veel regels. Dat is ook zo, maar tegelijkertijd heb je als school echt wel ruimte om daarbinnen te bewegen en keuzes te maken.’
Inzetten middelen tegen werkdruk
Daarnaast hebben ze bij de basisschool heel bewust met elkaar nagedacht hoe ze de extra middelen vanuit de overheid gingen inzetten om de werkdruk voor het personeel te verlagen. Maathuis: ‘Wij zijn een grote school waarbinnen we in units werken. Binnen de units hebben leerkrachten en onderwijsondersteuners samen ruimte om, binnen kaders, het onderwijs vorm te geven. Er wordt besproken waar iedereen energie van krijgt en wie verantwoordelijk is voor wat. Het is belangrijk om medewerkers het gevoel van ruimte te geven. Autonomie levert ook het besef op dat je bepaalde verantwoordelijkheden hebt. Medewerkers pakken die wel.’
Bij de basisschool hebben ze de afgelopen jaren veel onderwijsassistenten opgeleid tot leraarondersteuners. ‘Deze leraarondersteuners “ondersteunen” de leraren en staan ook op de groepen. Zij mogen zelfstandig taken uitvoeren, zoals het nakijken van toetsen en lesgeven. Als zij voor de klas staan, heeft de leerkracht bijvoorbeeld tijd om kindgesprekken te voeren, de administratie te doen of lessen voor te bereiden.’ Het werken met leraarondersteuners is volgens de directeur ook fijn als het gaat om het lerarentekort. ‘Het zorgt voor continuïteit van onderwijs als er een leerkracht afwezig is. Een vervanger is er regelmatig niet met de huidige personeelstekorten. Bij ons kan de leraarondersteuner voor de groep staan. De ondersteuner is aan het leerjaar verbonden en weet wat er speelt. De kinderen kennen hem of haar bovendien goed. Het zorgt voor rust voor ouders en kinderen.’
Gedeeld leidinggeven
Petrus’ Banden werkt met 17 groepen die over 3 units verdeeld zijn. Iedere jaargroep bestaat uit twee groepen. De twee leerkrachten in beide groepen worden gezamenlijk ondersteund door één leraarondersteuner. De unit wordt aangestuurd door een unitleider die zelf ook twee dagen op de groep staat. Het leidinggeven op school wordt in hoge mate gedeeld. Dat de unitleiders zelf ook minimaal twee dagen werkzaam zijn in een groep zorgt ervoor dat plannen, uitvoerbaarheid en belasting van het team goed gevolgd worden en signalen snel opgepikt worden. Maathuis: ‘Onderwijsontwikkeling vindt plaats in expertisegroepen. Vanuit iedere unit zitten er leerkrachten in specifieke expertisegroepen zodat onderwijsontwikkelingen zorgvuldig en in samenwerking met het hele team plaatsvinden. Prioritering wordt samen met het team gedaan.’
Autonomie
Door vervolgens de unitleiders, leraren en leraarondersteuner autonomie te geven, richten ze samen het onderwijs in voor de kinderen, volgens de directeur. ‘Het helpt enorm in het toenemen van werkgeluk en het afnemen van werkdruk. Naast werkplezier zien we dat het geven van ruimte de ontwikkelkracht van het team vergroot.’
Kanttekeningen
Maathuis is zich ervan bewust dat ze een grote school zijn met voldoende leerlingen, waardoor ze het op deze manier kunnen inrichten. ‘Ook het gebouw moet passend zijn; er moeten ruimtes gecreëerd worden waarin gewerkt en vergaderd kan worden in groepjes. Dat is kostbaar.’ Bovendien vraagt ze best veel van haar leerkrachten op het gebied van samenwerken. ‘Bij ieder leerjaar heb je twee groepen met (minimaal) twee leerkrachten en één leraarondersteuner. Die moeten het onderwijs in samenwerking en afstemming met elkaar maken. Je moet dan oppassen dat je niet in (te) veel overleggen komt. Overleg proberen we dan ook zo snel en efficiënt mogelijk te doen. Maar als je als leerkracht samenwerken lastig vindt, zul je hier niet op je plek zitten.’
Structureel geld
En als de werkdruk voor iemand toch te hoog is? ‘Dan kijken we samen waar het aan ligt. Ligt het aan de situatie thuis in combinatie met het werk? Aan iemands gezondheid? Of echt aan de werkzaamheden op school? Vervolgens gaan we samen kijken wat er mogelijk is. In de rapportenperiode kun je bijvoorbeeld vaker de leraarondersteuner op de groep zetten. Als men maar het gevoel heeft dat er dingen besproken kunnen worden, ben je al op de helft.’ En de overheid, wat kan die nog meer doen? ‘Structureel in plaats van incidenteel geld naar het onderwijs is mijns inziens essentieel. Zo wordt worden de inkomsten voorspelbaar en kun je een aantal jaren verder kijken en je onderwijs goed en duurzaam organiseren.’