Ik hou van vakantie. Ik ben er gek op. Als ik van vakantie mijn werk kon maken, dan deed ik dat. Gelukkig werk ik in het onderwijs.
Het klinkt misschien dan ook heel gek als ik zeg: laten we die lange zomervakantie afschaffen… …
Neem hier even pauze of lees de bovenstaande zin nog eens. Niet meteen afhaken, gewoon even doorlezen. Ik meen het echt. De zomervakantie is eigenlijk te lang. Te lang voor kinderen, te lang voor ouders én te lang voor leerkrachten.
Ik neem als voorbeeld mijn collega die in september meldde: ‘Het lijkt wel of jij ze vorig jaar niets geleerd hebt, ze weten niks meer!’ En die uitspraak staat niet op zichzelf, ik hoor het vaker om mij heen. Veel kinderen worden in de zomervakantie gereset. Ze lezen minder, verleggen hun ritme en worden intellectueel een stuk minder uitgedaagd. Daarnaast kennen we de kracht van herhaling. Dat is wat kinderen op school doen: de stof herhalen, verdiepen en verrijken. Als het herhalen stopt, is het vrij logisch dat de kennis wegzakt. Daartegenover staat natuurlijk dat ze kunnen ontspannen en er vaak creatief in worden om zichzelf te vermaken. Ze ontwikkelen zich op een andere manier.
Toch klopt het gevoel van mijn collega. Het ‘verlies’ van kennis in lange vakanties is zelfs onderzocht. Dit fenomeen staat bekend als summer learning loss en het concludeert dat de scores na een lange zomervakantie ook echt naar beneden gaan. (Phew… het ligt niet aan mij!)
Voor ouders is de zomervakantie vaak ook te lang. De lange vrije periode brengt altijd logistieke problemen met zich mee: weinig werkende ouders kunnen zes weken vakantie achter elkaar opnemen. Wie in de gelegenheid is, gaat in de zomer wel een week of twee weg, maar dan blijven er nog vier weken over om te vullen. De kinderen gaan naar de opvang, logeren bij opa en oma, blijven een keer bij een vriendje of vriendinnetje slapen (dat moet dan natuurlijk ook andersom) en – vooruit dan maar – zijn ook een keer alleen thuis. In de laatste week vervelen de meeste kinderen zich te pletter. Met een beetje geluk wordt er dan in de buurt een kinderweek met allerlei activiteiten georganiseerd, maar de meeste ouders kunnen dan niet meer wachten tot hun kind weer in het ritme van de schooldag komt.
En dan zijn wij, de leerkrachten er nog. Ik weet dat van deze groep de minste geluiden komen dat de vakantie te lang zou zijn. De zomervakantie is heilig, daar mag niemand aankomen. En voor ons is het ook geen zes weken, maar maximaal vijf. Dat laatste is echt waar. Al was het alleen al dat je in je hoofd ermee bezig bent, aan het begin en eind van de vakantie.
Maar na de vakantie hebben maar zo weinig mensen weer zin om te beginnen! Zuchtend en steunend druppelen de collega’s binnen. Het moet weer. Straks zijn ze er weer, de kinderen! Het was zo lekker rustig. Dat betekent niet dat leerkrachten hun vak niet leuk vinden, maar dat de vakantie te lang was!
Stel je voor dat je, net als ‘gewone’ mensen een pakket vakantiedagen kreeg. Laten we een fictief getal noemen: veertig dagen vakantie per jaar. (Dat is veel meer dan mensen met een gemiddelde kantoorbaan, maar het is om even te wennen aan het idee.) Wat zou jij doen als je die veertig dagen zelf mocht besteden? Zou je ze dan allemaal achter elkaar plakken? Of zou je ze verspreiden door het jaar? Ja, echt, je mag zelfs buiten het hoogseizoen weg. Nou? Is dat reisje naar Verweggistan dan ineens wel in zicht? En als ouders en kinderen dezelfde keuze hadden, wat zou dat opleveren? Degene die veertig dagen per jaar achter elkaar opneemt, die doet dat waarschijnlijk maar één keer in een schoolcarrière. Omdat de rest van het jaar dan wel heel lang wordt.
Een school die bijna het hele jaar open is, kan zoiets bieden. Oké, je ontkomt niet aan gepersonaliseerd leren, maar daar gaan we toch al naartoe. Ik ben voor: minder lange vakanties, maar wel zelf bepalen wanneer je gaat. Ik zal na de zomervakantie eens een balletje opgooien, in de eerste vergadering. Misschien maak ik dan kans.