Ieder kind krijgt in zijn of haar leven op verschillende momenten te maken met vaccinaties. Ziektes als mazelen, rodehond en de bof worden op die manier bestreden. De samenleving is beschermd tegen uitbraken van dit soort ziektes als de landelijke vaccinatiegraad boven de 95 procent ligt. Steeds meer ouders kiezen er echter voor hun kind niet te vaccineren. Zij hebben hier uiteenlopende redenen voor, variërend van (orthodox) religieuze tot antroposofische redenen. Nu de landelijke vaccinatiegraad al jaren daalt rijst de vraag of de overheid niet meer moet gaan doen.
Niet alleen in Nederland speelt deze problematiek. Ook in andere landen om ons heen daalt de vaccinatiegraad gestaag en zoeken overheden naar manieren om dit tegen te gaan. In de Verenigde Staten kondigde de burgemeester van New York onlangs nog de noodtoestand af voor een deel van de stad waar een uitbraak van mazelen was. Daarop volgde in een inentingsplicht op straffe van een geldboete. Voor mazelen wordt er in Duitsland geschreven aan een wet die inenting tegen deze ziekte een verplichting maakt. Vooralsnog kiest de Nederlandse overheid voor een campagne gericht op het verbeteren van de informatievoorziening over het rijksvaccinatieprogramma, zodat ouders op de juiste informatie in handen krijgen om vervolgens zelf het besluit te nemen tot vaccinatie. Of niet, daar zijn ouders in Nederland nu nog helemaal vrij in.
De vaccinatiegraad in Nederland daalt, maar heeft nog niet gevaarlijk lage waarden bereikt. De vaccinatiegraad varieert daarnaast enorm per gemeente. Moet de overheid optreden tegen vaccinatieweigeraars om de vaccinatiegraad op peil te houden? Gaat de overheid daarmee niet te ver? Men zou kunnen redeneren dat de afwachtende houding van de overheid haaks staat op het idee van de verzorgingsstaat. Is het laten vaccineren van kinderen daarmee een taak van de ouders of toch een plicht van de overheid?