Tu vas te présenter à l’aide de trois mots: un nom, un adjectif qualificatif et un verbe.
Wat kenmerkt jou als persoon? Bedenk 3 Franse woorden die jou het best omschrijven. Hier moet een zelfstandig naamwoord, een bijvoeglijk naamwoord en een werkwoord in zitten.
Voorbeeld:
1. la famille
2. patient(e)
3. voyager
Opdracht:
1. Leg in tweetallen of in groepjes van 4 in het Nederlands of in het Frans aan elkaar uit welke woorden je hebt bedacht en waarom deze woorden jou kenmerken.
2. Bespreek vervolgens klassikaal welke woorden jouw klasgenoot heeft bedacht.