De Nederlandse Melanie During, werkzaam aan de universiteit van Uppsala (Zweden) en ook wel de ‘rockster van de paleontologie’ genoemd, ontdekte dat de meteorietinslag die een einde maakte aan het ‘dinotijdperk’ plaatsvond in de lente.
In 2023 kwam het boek van Melanie During uit, getiteld “De laatste lente van de dinosauriërs”.
De gigantische meteoriet raakte de aarde op het Noordelijk halfrond. Ze onderzocht een sediment in Noord-Dakota in de Verenigde Staten. Hier groef zij fossiele steuren en lepelsteuren op uit de periode aan het eind van het Krijt, toen de meteoriet insloeg. Deze vissen nemen plankton en kleine kreeftjes bij de zeebodem op. Door de meteoriet ontstonden schokgolven in de continentale korst, zogeheten seiches, die de vissen levend begroeven. Melanie vond glasdruppeltjes in hun kieuwen: microtektieten, die in de uren na de inslag neerregenden.
Ze schrijft: : “We hebben vastgesteld dat die tektieten zich alleen in de kieuwen bevinden en niet nog verderop in het lijf terecht zijn gekomen, bijvoorbeeld door spijsvertering.”
Bekijk de video en maak de vragen van toetsen-expert en biologiedocent René Westra!
Vragen
1. Wat weet je daardoor over de manier van sterfte, langzaam of snel? Leg je antwoord uit.
2. Melanie During onderzocht de opbouw van het kaakbot van de lepelsteur en een botje in de borstvin van de steur. Daarin zijn duidelijke jaarringen te zien, met sterke groei van het bot in de lente en afname in de groei vanaf de zomer. De laatst gevonden ring laat alleen sterke groei zien. Bij haar onderzoek maalde ze ook wat botmateriaal uit van een van de vissen fijn om de 13C/12C-verhouding daarin te bepalen. Daarbij vergeleek ze de verhouding in haar materiaal met een standaardverhouding in een monster uit de levenloze natuur. Uit de delta-waarde, het verschil met die standaard, kan een inschatting gemaakt worden over het type voedsel en de concentratie van dat voedsel in het botweefsel. Onderzoekers gebruiken daarbij de volgende formule voor de delta (δ)-waarde: δ (13C/12C) = ((13C/12C)monster / (13C/12C)standaard – 1) x 103 (promille) Daaruit bleek dat er in de laatste groeizone, ten tijde van de dood van de vissen, al redelijk wat plankton als voedsel beschikbaar was, maar nog niet de maximale hoeveelheid. Leg uit dat beide metingen wijzen op sterfte in de lente.
3. Welke conclusie moet je trekken als de meting van de δ (13C/12C) in het botweefsel een positief getal oplevert?
4. Uit welke stoffen komt koolstof (C) vanuit het plankton en de kreeftjes de vissen binnen?
A. alleen uit CO2
B. alleen uit eiwitten
C .alleen uit glucose
D. uit eiwitten en glucose
E. uit CO2, eiwitten en glucose
5. Anders dan bij de 13C/12C -verhouding, neemt de 15N/14N-verhouding toe naarmate je hoger in de voedselketen komt. Leg uit dat je met behulp van het meten van de 15N/14N-verhouding in het botweefsel van de vissen kunt bepalen of die vissen herbivoor, omnivoor of carnivoor zijn.
6. Leg uit dat het inslaan van de meteoriet op het Noordelijk halfrond juist in de lente tot catastrofale uitsterfgolven kon leiden.
Antwoorden bekijken
Om de antwoorden te kunnen zien, moet je zijn ingelogd. Heb je nog geen account? Meld je dan nu aan! Het is GRATIS.