Het Nederlandse waterpoloteam maakte indruk op vriend en vijand met hun prestaties in het Pieter van den Hoogenband zwemstadion. Ze werden Spanje de baas en kroonden zichzelf tot Europees kampioen. Waterpolo is een balsport waarbij je zwemmend zoveel mogelijk punten moet scoren in het doel van de tegenstander. Vooral in Oost en Zuid Europa is het erg populair. Sinds 1900 is het ook een olympische sport.
Bekijk hier een samenvatting van de wedstrijd tegen Spanje en maak de vragen van sportfanaat, toetsen-expert en biologiedocent René Westra.
Vragen
1. Bij waterpolo zijn er 13 speelsters, waarvan er 6 veldspeelsters en 1 keepster tegelijk in het water liggen. Er mag voortdurend van speelsters gewisseld worden. Leg uit dat het verstandig is om regelmatig te wisselen.
2. Bij waterpolo mag een speler die de bal niet heeft, stevig worden aangevallen, zelfs ondergeduwd. Vooral Vivian Sevenich (nr.8) en Kitty Linn Joustra (nr. 9), die vaak op de midvoorpositie voor het doel liggen, worden vaak ondergeduwd. Gelukkig treedt bij onder water duwen onmiddellijk de zogenaamde duikreflex op als je je adem inhoudt: de hartslag gaat zo’n 10 slagen omlaag in frequentie. Wat is het voordeel daarvan?
3. Als het water kouder is, neemt de frequentie van de hartslag meer af bij onderduwen. Leg dit uit.
4. Via welk deel van het zenuwstelsel wordt de duikreflex geregeld?
A via het orthosympathische zenuwstelsel
B via het parasympathische zenuwstelsel
C via het willekeurige (animale) zenuwstelsel
5. Er is veel lichamelijk contact bij waterpolo: onderduwen, vastpakken, knijpen, etc. Hoe kan het dat er veel minder blessures zijn dan bij contactsporten op het land, zoals handbal, rugby en voetbal?
6. In een les over variatie bepaalde ik eens in de klas de aapfactor van al mijn leerlingen. Dat is de verhouding tussen de spanwijdte van beide armen en de lichaamslengte. Die waarde varieerde in die klas tussen 0,95 en 1,03. In artikelen op de NOS-site kwamen de spanwijdte en de lichaamslengte voorbij van topkeepster Laura Aarts (nr. 1, 185 en 175 cm) en van topscorer Simone van de Kraats (nr. 6, 192 en 180 cm). Bereken de aapfactor van Laura en Simone en leg uit wat voor deze speelsters het voordeel is van hun aapfactor.
7. Simone is een van de weinige topspeelsters die linkshandig is. Evangelis Doudesis, de trainer, heeft haar in de aanval een positie rechts van het doel van de tegenstander toegewezen. Leg uit dat dit een goede keuze is.
8. Bij welke sport is een hoge aapfactor juist nadelig?
A boksen
B gewichtheffen
C klimmen
D zwemmen
9. Welke spieren zijn het belangrijkste bij waterpolo?
A beenspieren en rugspieren
B beenspieren en schouderspieren
C buikspieren en rugspieren
D buikspieren en schouderspieren
Antwoorden bekijken
Om de antwoorden te kunnen zien, moet je zijn ingelogd. Heb je nog geen account? Meld je dan nu aan! Het is GRATIS.