Je oogkleur wordt bepaald door erfelijke factoren die in de iris van de ogen zorgen voor de aanmaak van een pigment (kleurstof): melanine. De meest voorkomende oogkleur is bruin, ongeveer 80% van de wereldbevolking heeft bruine ogen.
Bekijk de video van Schooltv (Clipphanger), lees de tekst en maak de vragen van toetsen-expert en biologiedocent René Westra!
Ongeveer 8 tot 10% van de mensen heeft blauwe ogen en 2% heeft groene ogen. Groen is dan ook de meest zeldzame oogkleur. De overige mensen hebben in hun ogen een mengkleur door andere pigmenten, zoals amberkleurig of grijs. Mensen met veel melanine hebben bruine ogen en mensen met minder melanine hebben groene ogen. Met nog minder melanine worden je ogen blauw. Die lage hoeveelheid zorgt er namelijk voor dat het licht dat uit je ogen terugkaatst, wordt verstrooid en daardoor ontstaat een blauw effect, dat Tyndall effect heet. Rayleigh verstrooiing, waar de film over spreekt, zorgt wel voor de blauwe lucht, maar niet voor blauwe ogen.
Vragen
1. Hoe noemen we een mens of een konijn met helemaal geen pigment in de ogen? Waardoor hebben die rode ogen?
2. Hoe kan een kind van wie de vader bruine ogen en de moeder blauwe ogen heeft, toch blauwe ogen krijgen?
3. Kan zelfs een kind van wie beide ouders bruine ogen hebben, toch blauwe ogen krijgen? Leg je antwoord uit.
4. Leg uit hoe het komt dat alle baby’s met blauwe ogen worden geboren.
5. Deze dame heeft een blauw en een bruin oog. Hoe kan dat?
Bij de volgende vragen mag je voor de oogkleur uitgaan van twee genen, met elk twee mogelijkheden (allelen).
Er is een gen voor bruine (B) of blauwe (b) ogen. En er is een gen voor groene (G) of blauwe (g) ogen. Lastig is dat het dominante bruine allel van het eerste gen ook het dominante groene allel uit het tweede gen overheerst, zodat groen alleen tot uiting komt in het fenotype bij een homozygoot recessief genotype voor het eerste gen (bb). Dit geeft de volgende mogelijkheden.
6. Bij deze kruising is alleen het fenotype van de ouders bekend en dus niet het genotype.
Welke bewering kan of welke beweringen kunnen juist zijn?
A Uit deze kruising kunnen kinderen met bruine ogen ontstaan, die homozygoot zijn voor beide genen.
B Uit deze kruising kunnen kinderen met groene ogen ontstaan, die homozygoot zijn voor beide genen.
C Uit deze kruising kunnen kinderen met blauwe ogen ontstaan, die homozygoot zijn voor beide genen.
7. Bij de deze kruising is het fenotype van de ouders bekend (en dus niet het genotype), maar wel dat beide ouders homozygoot zijn voor beide genen.
Welke bewering is juist?
A Uit deze kruising kunnen kinderen met bruine ogen ontstaan, die heterozygoot zijn voor beide genen.
B Uit deze kruising kunnen kinderen met groene ogen ontstaan, die heterozygoot zijn voor beide genen.
C Uit deze kruising kunnen kinderen met blauwe ogen ontstaan, die heterozygoot zijn voor beide genen.
8. Bij de onderstaande kruising is het genotype van de ouders bekend: Bb GG x Bb gg Hoe groot is de kans op kinderen met bruine ogen die homozygoot zijn voor beide genen?
A 0%
B 25%
C 50%
D 75%
9. Bij de onderstaande kruising is het genotype van de ouders bekend: Bb Gg x Bb Gg Hoe groot is de kans op kinderen met blauwe ogen?
A 0%
B 6% (1/16)
C 19% (3/16)
D 25% (1/4)
E 50% (1/2)
F 56% (9/16)
Antwoorden bekijken
Om de antwoorden te kunnen zien, moet je zijn ingelogd. Heb je nog geen account? Meld je dan nu aan! Het is GRATIS.