Misschien herken je dit: als het ‘tijd’ is om naar bed te gaan, ben je nog lang niet moe. Hoe kan dat? En hoe overtuig je je ouders of verzorgers dat je nog (lang) niet kan slapen? Misschien kun je ze na het bekijken van deze video eindelijk vertellen dat ieder mens op een ander tijdstip klaar is om onder de wol te kruipen. Je kan er namelijk niet zoveel aan doen; het ligt gewoon aan de biologie!
Bekijk de video van Topdoks en beantwoord de vragen van biologiedocent en uitgesproken ochtendmens René Westra.
Vragen
- Slaapritmes kunnen dus per persoon verschillen. Ieder mens heeft in de hersenen een biologische klok, waar het ritme van wakker zijn en slapen wordt bepaald. Er zijn vier zogenaamde chronotypen. Bedenk dat de leeftijd ook een rol speelt. Hoe jonger, hoe meer slaap nodig, dus vroeger naar bed!
Chronotype Dolfijn
Mensen met dit chronotype zijn lichte slapers, die moeite hebben met het volgen van een normale slaaproutine. Ze worden dan ook vaker ’s nachts wakker . Ze zijn het meest productief in het midden van de ochtend, tot de vroege namiddag. Dolfijnen vertegenwoordigen 10% van de bevolking.
Chronotype Leeuw
De leeuw is de zogenoemde ‘early bird’. Mensen met dit chronotype worden vroeg wakker en zijn het meest productief in de ochtend. Ze halen het grootste deel van hun productiviteit voor het middaguur. Ze zijn van nature moe tegen de avond en gaan vroeg slapen. 15-20% van de bevolking heeft dit chronotype.
Chronotype Beer
Beren hebben de neiging om te slapen en wakker te worden volgens de zonsopkomst en -ondergang. Dit betekent dat ze overdag het meest energiek zijn, en ’s nachts moeiteloos in slaap vallen. Hun productiviteit-piek vindt halverwege de ochtend plaats en daalt halverwege de middag. 50% van de bevolking heeft dit chronotype.
Chronotype Wolf
Dit zijn de nachtuilen. Mensen met dit chronotype slapen later en worden ook later wakker dan anderen. Hun productiviteit-piek vindt plaats op het midden van de dag en ‘s avonds nadat alle anderen al zijn uitgelogd. Wolven vertegenwoordigen 15-20% van de bevolking.
Geef van Friso, Floris, moeder, Femke, Maud en vader aan, tot welk chronotype ze behoren.
2. Somnologe (slaapdeskundige) dokter Myrthe deelt buisjes met watjes uit. Op die watjes kauwen de zes proefpersonen en geven daarmee elk uur een hoeveelheid melatonine af aan hun speeksel. In de afbeelding zie je de melatonineconcentratie daarin van een proefpersoon. Een uur na de drempelwaarde kan die persoon het best gaan slapen. Welk van de zes proefpersonen hoort of welke horen bij deze afbeelding van een meting?
3. Naast het tijdstip waarop je naar bed gaat, is ook het aantal uren slaap dat je krijgt van belang. Geef aan welk probleem je kunt krijgen als je tot chronotype Wolf hoort, maar een vroege ochtenddienst moet draaien in het ziekenhuis.
4. De biologische klok kan van buitenaf worden beïnvloed door zogenaamde Zeitgeber, bijvoorbeeld zonsopgang en zonsondergang. Verklaar hiermee het ontstaan van een jetlag als je naar bijvoorbeeld Bali reist.
5. Hoe zou het komen dat mensen in het Noorden van landen als Noorwegen, Zweden en Finland in de zomer nogal eens last hebben van slaapproblemen?
6. Melatonine wordt soms als medicijn gebruikt. Noem een voorbeeld waarin dat nuttig kan zijn.
7. Twee leerlingen van de scholengemeenschap De Nieuwe Veste uit Coevorden-Hardenberg wonnen in 2014 de PWS-prijs van de KNAW voor het beste profielwerkstuk bij Natuur en Gezondheid. Amy Pieper en Anne Siersema werden begeleid door hun biologieleraar Wab Boekelman en dr. Thomas Kantermann van de afdeling Chronobiologie van de Rijks Universiteit Groningen. Het werk van de meisjes leidde zelfs tot een wetenschappelijke publicatie in The Journal of Biological Rhytms.
Amy en Anne onderzochten de slaapritmes en schoolresultaten van 741 medeleerlingen. Nieuwsgierig geworden naar hun onderzoek? Kijk dan eens hier.
Hun conclusie: “Zowel leerlingen die het minste slapen (minder dan 7 uur) als de leerlingen met het meest late chronotype halen bij toetsen in de ochtend lagere cijfers dan de andere leerlingen, bijna een half punt lager. Later op de dag worden de cijfers meer gelijk.” Hieronder zie je een staafdiagram uit hun werkstuk.
De cijfers van leerlingen worden dus door meerdere factoren bepaald. We weten niet precies wat de bijdrage is van aanleg van de leerling en het aantal uren dat besteed is aan voorbereiding. In het staafdiagram is vooral ingezoomd op het chronotype van de leerlingen. Anne en Amy gaven aan dat hun resultaten suggereren dat het eerlijker is om toetsen voortaan ’s middags te houden. Leg uit dat je daarbij wel iets moet weten over de aantalsverhouding tussen de verschillende chronotypes.
8. In de scholengemeenschap van Amy en Anne heeft de schoolleiding besloten om het lesschema aan te passen. Vanaf september beginnen bovenbouwleerlingen om negen uur, in plaats van om tien over 8. Eerste en tweedeklassers starten om half 9. De leerlingen beginnen met twee lesuren waarin ze huiswerkopdrachten of werkstukken kunnen maken. Vanaf half 11 – als de scholieren goed wakker zijn – volgen instructielessen. Proefwerken vinden alleen nog ’s middags plaats. Niet alleen het tijdstip voor toetsen en proefwerken is belangrijk, ook blijkt dinsdag de slechtste dag voor toetsen. Alle inhaaltoetsen worden nu voortaan op donderdagmiddag afgenomen. Misschien ook iets voor jouw school? Leg uit dat de eerste en tweedeklassers in het nieuwe schema nog wel eerder beginnen. Bedenk dat het gaat om zowel chronotype als het aantal uren slaap voor onderbouwers en bovenbouwers.
9. Amy en Anne ontdekten ook dat de dinsdag een slechte dag is voor toetsen. Zij verklaren dit als gevolg van een ‘social jetlag’ in het weekend. Leg uit wat ze daarmee bedoelen.
10. Het antwoord op de vraag aan het begin van de video wordt niet gegeven, maar staat er ook niet tussen! Het antwoord moet namelijk zijn: 24 uur. Als je langer wakker blijft, ontstaan er problemen. Zoek uit om welke problemen dat gaat.
Antwoorden bekijken
Om de antwoorden te kunnen zien, moet je zijn ingelogd. Heb je nog geen account? Meld je dan nu aan! Het is GRATIS.