In het vorige artikel beloofde ik u dat dit artikel gewijd zou zijn aan een vrouwelijke topper. De titel had ik al in mijn hoofd: ‘Een glazen dak? De postmoderne uitdaging voor de talentvolle vrouw’. Dit artikel is echter verschoven naar oktober. Dat geeft mij wel de kans om een reflectiepauze in te lassen in deze reeks over het volwassen brein.
In dit artikel keren we nog even terug naar het IIe, deels IIIe, stadium van Kegan. We gaan kijken naar leerlingen en hoe ze leren, gezien vanuit de ontwikkelingspsychologie. Naast de bevindingen van Kegan, nemen we ook de bevindingen van de bekende neurowetenschapper Jelle Jolles mee. Het is interessant om te zien hoe de ene wetenschap de andere ondersteunt.
De bevindingen van Kegan
Volgens Kegan verwachten wij van onze tieners dat ze kunnen voldoen aan de eisen van een traditionele maatschappij. Waarom traditioneel? De kennis die op school aan leerlingen wordt overgedragen, komt uit het verleden en is daar dan ook op gericht. Met deze traditionele kennis kunnen de leerlingen straks voldoen aan de eisen die de traditionele maatschappij aan hen gaat stellen.
De meeste adolescenten bevinden zich in het IIe bewustzijnsstadium. Ze zijn inmiddels de weg naar het IIIe stadium ingeslagen. Dit IIIe stadium is het gemiddelde niveau van volwassenen. Let wel, de leerlingen zijn op weg naar het IIIe stadium; ze hebben het nog niet bereikt. Velen zijn al in staat tot abstract en hypothetisch denken en kunnen dus in principe de leersof aan. Maar…de docenten bevinden zich in een hoger bewustzijnstadium, III of IV en een enkeling V, en hanteren wat Kegan een verborgen curriculum noemt. In dit verborgen curriculum komen eisen voor die niet in officiële examenprogramma’s staan, maar waar leerlingen wel aan moeten voldoen. Docenten verwachten bijvoorbeeld dat de leerlingen in staat zijn:
• leerdoelen te kiezen;
• gefundeerde keuzes te maken;
• metacognitieve vaardigheden uit te voeren;
• hun eigen leerprocessen aan te sturen;
• te evalueren en reflecteren.
Kan dat? Nee, zoals ook blijkt uit de vele leerling die het hbo al na één jaar verlaten (30%) en de veel te grote uit- en afstroom in het VO. De hierboven opgesomde eisen zijn namelijk pas haalbaar in het IIIe bewustzijnsstadium, zoals we hebben gezien in een voorafgaand artikel. Waarom dan pas? Omdat internalisatie (subject-object verschuiving) pas in het volgende (het IIIe) stadium plaatsvindt. Dit stadium wordt omstreeks het 23e levensjaar bereikt.
Leerlingen kunnen dus niet voldoen aan de eisen in het verborgen curriculum. Althans niet zelfstandig. Dit kan alleen als ze ondersteund worden door personen die zich al in een hoger bewustzijnstadium bevinden. De meeste adolescenten zijn niet in staat tot zelfsturing waar het ‘het bewust sturen op basis van een eigen visie’ betreft. In zijn discussiestuk De (on)mogelijkheid van nieuw leren en zelfsturing (2008) vraagt Tom Lüken zich dan ook af of de eisen die het Nieuwe Leren stelt wel haalbaar zijn. Het antwoord kan slechts ontkennend zijn. Coen Free, voorzitter van het CvB van het Koning Willem I College, sluit zich hierbij aan in zijn Manifest 2010, al wijst hij ook op de verworvenheden van het Nieuwe Leren
Wat zegt neurowetenschapper Jelle Jolles?
Het onderwijs moet echt iets gaan doen met de nieuwe inzichten. Niet door middel van een stelselwijziging; laten we het vooral doen binnen de kaders van het huidige onderwijssysteem. Jolles verwacht eerder dat er gewerkt gaat worden met “functiegroepen”. Hij verwacht dat het leerstofjaarklassensysteem deels doorbroken gaat worden. Hoe werkt dat? De scholier volgt een opleiding en brengt een redelijk deel van de week in één basisklas met één basisleraar door. Daarnaast krijgt hij/zij les in functiegroepen. Daarin zitten kinderen die wellicht wat in leeftijd verschillen, maar op eenzelfde niveau functioneren ten aanzien van een bepaalde vaardigheid. Heb je het maximale niveau bereikt, dan kun je naar een volgende verdieping of verrijking.
Jolles: ”Door zo de leerroutes te dynamiseren, doen we recht aan de variabele ontwikkeling van de hersenen. Die ontwikkeling is te sturen door de omgeving, dus door docent en ouder. Als een kind op een bepaalde leeftijd een vaardigheid niet beheerst, is het geen dom kind. Trager, ja, maar niet dom. Misschien is hij over twee jaar wel de beste van de klas. Een langzaam groeiende boom kan uiteindelijk de hoogste boom worden. Ons onderwijs moet alle bomen de kans bieden zo hoog mogelijk te worden. Daarmee doen we daadwerkelijk aan talentontwikkeling!”
Conclusie: geen bom, maar wel het roer om!