Waarom doen jongens het in het onderwijs nu relatief slechter dan meisjes en wat is daaraan te doen? Het kan anders: beter voor jongens én meisjes, veel leuker en boeiender. Daarover gaat het nieuwe boek dat deze zomer verscheen: ‘De Ontwikkeling van Jongens in het Onderwijs Context en praktijk van primair tot en met hoger onderwijs’, geschreven door 10 auteurs onder redactie van Lauk Woltring en Dick van der Wateren.
Meisjes presteren gemiddeld beter, zijn meer gemotiveerd, studeren korter en maken hun studie vaker af vergeleken met jongens. Zij hebben de laatste decennia in het onderwijs een grote inhaalslag gemaakt. Campagnes als ‘Marie, word wijzer!’ in de jaren ‘80, zijn heel succesvol geweest. Tegenwoordig zegt men niet snel meer dat een hogere opleiding, bijvoorbeeld in de bètavakken, geneeskunde of techniek, niets is voor meisjes. Bovendien doen meisjes het op veel terreinen gemiddeld beter dan jongens. Hoe kan dat?
Neuropsychologische ontwikkeling
Het antwoord vinden we in de eerste plaats in de verschillende biologische en neuropsychologische ontwikkeling van jongens en meisjes tot, pakweg, hun 25ste levensjaar. Niet alleen komen jongens zo’n twee jaar later in de puberteit dan meisjes, ook de rijping van (delen van) hun hersenen verloopt bij jongens wat trager en is enkele jaren later voltooid. Hun ontwikkeling volgt deels andere paden.
Verschillen jongens en meisjes
Aan het eind van hun kindertijd (eind basisschool) lopen meisjes gemiddeld voor op jongens wat betreft zelfinzicht en talige functies. Jongens hebben zich dan motorisch wat sterker ontwikkeld en hebben een wat beter ruimtelijk inzicht. Met samenwerken en reflecteren hebben jongens in dat stadium gemiddeld meer moeite dan meisjes. Jongens zijn ook ondernemender: liever ‘doen’ dan ‘denken’. Ze leren via trial & error, door iets (letterlijk) mee te maken. Maar met hun soms impulsieve en nog onbeheerste gedrag kunnen ze op school in de problemen komen, zelfs al aan het begin van de basisschool.
Opvoeding en onderwijs
Een tweede oorzaak voor de relatieve achterstand van jongens op school ligt in de opvoeding en het onderwijs. Nog maar weinig ouders en leraren zijn zich ervan bewust wat jongens in hun ontwikkeling eigenlijk nodig hebben. Opvoeders en leerkrachten ergeren zich vaak aan hun gedrag in plaats van plezier te schepen in de ontdekkingsdrang en – soms nog – naïeve ambitie van jongens. Veel jongens zijn niet veilig gehecht aan hun opvoeders. Die frictie werkt negatief. Dat is hen niet altijd aan te rekenen. Veel inzichten uit De Ontwikkeling van Jongens in het Onderwijs zijn gebaseerd op wetenschappelijke onderzoek van de laatste tien, twintig jaar op het gebied van pedagogiek en neuropsychologie.
Rekening houden met jongens
Het belangrijkste inzicht is dat jongens én meisjes, als ze 10, 15 of 20 jaar zijn, nog niet af zijn, neuropsycholoog prof. Jelle Jolles noemt ze in zijn voorwoord ‘werk in uitvoering’. Wanneer we daarmee in onze opvoeding en onderwijs rekening houden, stellen we wél hoge eisen mits die binnen hun bereik liggen, en geen eisen die ze op dat moment nog niet aankunnen. We moeten jongens structuur geven met voldoende ruimte voor experimenteren, rekening houden met hun beweeglijkheid en ondernemingslust.
De ontwikkeling van jongens in het onderwijs
Bedenk als leraar bij alles wat je doet met je leerlingen: “Wat heeft dit kind nu van mij nodig?” Dat betekent niet dat het kind in alles zijn zin moet krijgen. Integendeel, soms moeten we het weerstand bieden en aansporen om door te zetten. Talloze aanwijzingen en tips in ons boek maken het werk van leraren leuker en lichter. En tenslotte, dit boek gaat over jongens, maar impliciet ook over meisjes. Immers, wat op school goed werkt voor jongens is meestal ook goed voor meisjes. Het omgekeerde is vaak niet het geval.
Hoe speel jij in de klas in op de behoefte van jongens? Laat een reactie achter via onderstaand reactieformulier.