In 2009 was ‘twitteren’ het woord van het jaar. Een werkwoord afgeleid van Twitter, een internetdienst die inmiddels al meer dan 75 miljoen gebruikers heeft. De grote vraag blijft bij dit soort sociale netwerksites of je deze als docent moet volgen? En doe je dit actief of passief?
Voor degenen die Twitter nog nooit hebben gezien of gebruikt: hier een kleine uitleg. Of volg een Twitter-introductieles. Twitter kan handig zijn voor docenten. Zo is er een docent die met studenten communiceert en discussieert via Twitter. Je kunt Twitter ook als inspiratie gebruiken voor je lessen; interessante links naar artikelen, video’s en foto’s komen er dagelijks voorbij. Daarnaast kun je interessante Twitteraars volgen waarmee je in discussie kunt gaan over het onderwijs. Of je kunt zelf stellingen opwerpen en kijken hoe anderen hierop reageren.
Iemand met interesse voor webapplicaties, of iemand die veel gebruik maakt van het internet zal waarschijnlijk eerder geneigd zijn nieuwe ontwikkelingen als Twitter te volgen. Ik ben echter van mening dat je als docent moet weten wat je leerlingen bezighoudt. Vroeger was dit misschien gemakkelijker: voetballen, in bomen klimmen. Het lijkt nu wat lastiger om te volgen wat leerlingen doen: msnen, smsen, bloggen en twitteren. Grote kans dat ook een aantal van uw leerlingen twittert, hoewel Twitter vooral gebruikt wordt door volwassenen.
Uit een onderzoek van Techcrunch onder tienduizend jongeren (13 tot 17 jaar) blijkt dat 11 procent twittert. Een onderzoek van Nielsen gaf een vergelijkbare uitkomst. Afgelopen september toonde een Engels onderzoek onder tachtigduizend Twitteraars aan dat de gemiddelde Twitteraar niet die zakelijke man is waar vaak over gesproken wordt, maar een vrouw van 18 tot 21 jaar. Hoewel Twitter (nog) niet breed wordt omarmd door jongeren onder de 18, maken steeds meer tieners een Twitter-account aan.
Uit een vandaag verschenen onderzoek over het succes van Twitter in 2009 kwamen nog een aantal opvallende resultaten naar voren: er worden 2 tot 3 accounts per seconde aangemaakt; 25 procent van de Twitter-gebruikers heeft geen ‘followers’; een Twitteraar heeft gemiddeld 27 ‘followers’; 40 procent van de gebruikers heeft nog nooit een ‘tweet’, ofwel bericht verstuurd; 80 procent van de Twitteraars heeft minder dan tien tweets verstuurd.
Het valt dus allemaal wel mee met het Twitteren. Het gebruik van de netwerksite groeit, maar net als bij veel andere technische snufjes zie je dat er maar een klein percentage actief is. Op Twitter zit een behoorlijk aantal actieve volgers en een hele grote groep bezoekers die eigenlijk alleen maar even komt kijken. Dat is ook bij Hyves zo. Inmiddels telt onze eigen Twitter-account vijfhonderd volgers (in augustus hadden we er nog maar 145) en hebben we inmiddels al tweehonderd tweets achtergelaten.
Moet je nu twitteren? Eigenlijk zeg ik van wel; je moet het in ieder geval volgen. Het is verstandig om te kijken wat de ontwikkelingen zijn en wat deze doen met uw leerlingen en misschien zelfs wel met het onderwijs. Moet u actief deelnemen? Dat is uw keus. Doe het alleen als u ook echt wat te melden heeft, want een tweet als “ik drink nu koffie” krijgt van bijna niemand meer bijval.
Tot slot: nog een paar belangrijke Twitter-accounts die leuk of goed zijn om te volgen: http://twitter.com/digibord; http://twitter.com/scholieren; http://twitter.com/MinOCW; http://twitter.com/volgonderwijs; http://twitter.com/cnvonderwijs.