Wist je dat de lessen in tekstbegrip bij de kleuters vaak op een hoger niveau liggen dan in groep 3 en 4? Dat kan anders!
Samen aantrekkelijke, gelaagde prentenboeken bekijken, redeneren over het verloop van het verhaal, verbanden leggen … In de kleutergroepen vinden we dit heel gewoon. Kinderen brengen al pratend het verhaal in verband met de wereld om hen heen en hun eigen positie daarin. Zo versterkt zo’n rijke tekst hun kennis. Rijke tekst? Jazeker. In dit geval bestaat die uit woorden en zinnen in combinatie met prenten, of soms zelfs alleen uit prenten. En zeker als je in het gesprek een appel doet op de hogere denkvaardigheden, is het bekijken en beluisteren van het verhaal en erover praten een zeer waardevolle activiteit voor de ontwikkeling van tekstbegrip.
Denkvaardigheden
Bij goed begrip van een tekst gaat het dus niet zozeer om leesvaardigheid, je hebt vooral denkvaardigheden nodig. Lezen, luisteren en kijken zijn aan elkaar verbonden en doen een beroep op dezelfde denkvaardigheden.
Vragen die de lage denkvaardigheden aanspreken, gaan over informatie die kinderen letterlijk uit de tekst kunnen halen. ‘Hoe heet het jongetje in het verhaal?’ Het zijn vragen die vaak heel kort beantwoord kunnen worden: ‘Sam.’
Hogere denkvaardigheden
Het zijn de hoge denkvaardigheden die leiden tot dieper tekstbegrip. Dit zijn denkvaardigheden als oorzaak en gevolg onderscheiden, feiten en meningen herkennen, verbanden leggen en conclusies trekken. ‘Waarom zou Sam dat doen, denk jij? Zou Mees hetzelfde gedaan hebben? Waarom denk je dat? Waar in de tekst vind je hiervoor aanwijzingen?’ De lezer moet zelf actief relaties leggen in de gesproken, gelezen of bekeken tekst. Hij wordt tot nadenken aangezet. En tegelijkertijd is er veel taal nodig om antwoord te kunnen geven: Hoe leg ik uit wat ik denk? Welke woorden gebruik ik, welke zinnen maak ik? Dit is een belangrijke aanjager van taalverwerving. De tekst en de denkpunten die kinderen aangereikt krijgen, dagen kinderen uit tot taalproductie.
Door met elkaar over de tekst te praten en hogere denkvaardigheden aan te spreken, ontwikkelen kinderen een dieper tekstbegrip. Zo gaat een tekst echt leven en kunnen de kinderen zich een eigen beeld van de tekst vormen. De kinderen leren de informatie uit de tekst, hun woordenschat en de voorkennis die zij al hebben, op de juiste manier met elkaar te verbinden.
Denkdip
In groep 3 en 4 wordt uiteraard veel aandacht besteed aan technisch lezen. De teksten in deze groepen zijn dan ook voornamelijk bedoeld om door de kinderen zelf gelezen te worden. Maar vaak zijn die daardoor zo eenvoudig en ‘plat’, dat ze zich niet lenen om er diep over na te denken en er met elkaar over te redeneren. De leesopdrachten zijn in veel gevallen controlerende vragen waar maar één goed antwoord op te geven valt. Het niveau waarop de kinderen over de teksten moeten nadenken ligt daardoor láger dan ze gewend waren in groep 1-2. Kinderen worden niet meer aangesproken op hun denkniveau. Hierdoor ontstaat een denkdip!
Prentenboeken
Om de denkdip te bestrijden is het belangrijk dat kinderen ook in de groepen 3 en 4 uitgedaagd worden om na te denken over de inhoud van rijke teksten. Maak hierbij onderscheid tussen onderwijs in technisch lezen en onderwijs in tekstbegrip. Naast aanbod van teksten die specifiek geschreven zijn om de technische leesvaardigheid te oefenen, is het belangrijk om boeken aan te reiken die aansluiten bij hun denkniveau. Ook in de groepen 3 en 4 zijn rijke prentenboeken daarvoor heel geschikt. In vergelijking met de groepen 1 en 2 kun je hier een stapje verder gaan, door niet alleen in te zetten op het kijken en luisteren met begrip, maar ook steeds meer op het lezen van woorden en zinnen.
Maak scans van de platen in het boek en laat die zien terwijl je zelf het boek voorleest. Kies in het begin van groep 3 voor prentenboeken met rijke prenten en weinig tekst. Naarmate de kinderen meer en meer zelf kunnen lezen, kun je kinderen bepaalde woorden of zinnen zelf (mee)laten lezen. Kinderen kunnen dat al snel.
Voorbeelden
Het prentenboek Stop! Monsters! van Mark Janssen bijvoorbeeld bevat maar een woord: stop. Naarmate de technische leesvaardigheid toeneemt, kunnen de kinderen ook zinnen of specifieke fragmenten zelf lezen. Kies dan bijvoorbeeld het boek Dokter Vos van Daan Remmerts de Vries.
Zo spreek je kinderen aan op hun denkniveau en niet op hun technisch leesniveau. Hiermee maak je in groep 3 en 4 een bruggetje tussen het kijken en luisteren met begrip in groep 1 en 2, naar het steeds meer zelf lezen van rijke teksten in groep 4 en hoger. Zo verzorg je rijke lessen, precies conform de nieuwe kerndoelen Nederlands: lezen, kijken en luisteren in een samenhangend aanbod.
Tjalling Brouwer is taalspecialist bij Xperto Onderwijs en conceptauteur van Staal taal. Anne Wichgersis eindredacteur van Staal taal.