Wellicht merk je het als je een afspraak probeert te maken om zonnepanelen te laten leggen, je kind naar de kinderopvang wil brengen of als je een loodgieter nodig hebt: er is een schrijnend tekort aan praktisch opgeleid personeel. Steeds meer scholieren gaan naar de universiteit, en steeds minder kiezen voor het mbo of het hbo. Hoe kan dat? En hoe verleiden we jongeren om voor het mbo te kiezen?
Dit schooljaar hebben hogescholen gemiddeld 5,5 procent minder nieuwe studenten mogen verwelkomen ten opzichte van vorig jaar. Naar het mbo gaan dit jaar 1,5 procent minder studenten dan in 2021, zo meldde NRC onlangs. En de universitaire studies? De cijfers schommelen door de pandemie en de vele studenten die een tussenjaar nemen, maar het aantal scholieren dat naar de universiteit gaat, stijgt gestaag sinds 2010. Ook de prognoses van het Ministerie van OCW tot 2030 laten dezelfde trend zien: steeds minder leerlingen naar het mbo en hbo, en steeds meer naar het wetenschappelijk onderwijs. Ook op de basisschool wordt er al voorgesorteerd op hoger voortgezet onderwijs. Volgens de ramingen van het ministerie zullen vanaf 2027 méér basisscholieren naar het havo/vwo gaan dan naar het vmbo, terwijl die verhouding altijd omgekeerd is geweest.
Worden we slimmer?
Goed nieuws: we worden blijkbaar met z’n allen massaal ‘slimmer’! Nou… nee. Scholieren zijn simpelweg gemotiveerder dan ooit om ‘hogerop’ te komen, en ook ouders willen dit maar al te graag voor hun kinderen. Kiezen voor een mbo- of hbo-opleiding terwijl je ook naar de universiteit kunt, wordt in de huidige maatschappij vooral als ‘zonde van je potentieel’ bestempeld. Terwijl veel scholieren beter gedijen op een mbo- of hbo-opleiding. Zo schrijft NRC dat in de jaren tachtig 25 procent van de vwo’ers naar het hbo ging. Inmiddels is dit slechts 5 procent. Basisscholen voelen de hoge verwachtingen van ouders en geven vaker een zo hoog mogelijk schooladvies. Ook krijgen steeds meer kinderen professionele bijles, toetstraining en huiswerkbegeleiding: alles om maar zo’n hoog mogelijke opleiding te kunnen volgen met dito carrièrekansen én salaris.
Wetenschappelijk onderwijs de beste keuze?
Natuurlijk wil je het beste uit je leerlingen halen. En door de ogen van ouders is dit vaak het wetenschappelijk onderwijs. Maar is bijles, toetstraining en huiswerkbegeleiding op jonge leeftijd gewenst? En wanneer is de prestatiedruk voor een kind of jongere te hoog? Bovendien is wetenschappelijk onderwijs met veel theorie en weinig praktijk lang niet altijd de beste match voor ieder kind – ook al is het kind er intelligent genoeg voor. Sommige leerlingen hebben op het basis- of voortgezet onderwijs al een duidelijk toekomstbeeld over wat ze later willen doen, wat bijvoorbeeld mooi aansluit op een mbo-opleiding. En sommige leerlingen leren liever praktisch dan theoretisch. Allemaal vraagstukken en dilemma’s om voor ogen te houden bij het vaststellen van het schooladvies.
Hoe help je een leerling met een goed studieadvies?
Voor jongeren kan het ontzettend moeilijk zijn om een studiekeuze te maken. Ze hebben vaak nog geen inzicht in hun eigen talenten en vaardigheden. Bovendien kunnen ze een enorme druk voelen om ‘de juiste’ keuze te maken. In hun ogen valt of staat hun gehele toekomst met deze keuze. Het is dan ook belangrijk dat ouders én leerkrachten hier juist mee omgaan. Houd onderstaande tips in gedachten bij het adviseren over een studiekeuze:
Tip #1: Denk niet vanuit je eigen voorkeuren of vooroordelen
Iedere leerling heeft een andere achtergrond. Bewust of onbewust kan dit tot vooroordelen leiden over de leerling. Komt iemand uit een welvarend gezin met wetenschappelijk opgeleide ouders, is de kans (onbewust) misschien groter om dit kind een vwo- of universitair studieadvies te geven. Dit terwijl deze leerling wellicht hele andere ambities heeft of veel praktischer is ingesteld. Probeer dit daarom volledig los te laten in je school- of studieadvies, evenals je persoonlijke voorkeuren.
Tip #2: Laat je leerlingen op tijd beginnen met oriënteren
Vaak denken leerlingen dat het laatste jaar het jaar is waarin ze een studiekeuze moeten maken. Door hier pas laat over na te denken, wordt de druk enorm opgevoerd. Informeer ze daarom in het jaar vóór hun examenjaar al over verschillende open dagen, beroepskeuzetesten en alles wat ze kan helpen om een studie te kiezen die bij ze past.
Tip #3: Laat je leerling gebruikmaken van zijn of haar netwerk
Als je leerling twijfelt tussen een aantal studies, kan hij of zij naast open dagen bezoeken ook alvast een kijkje nemen in de praktijk. Want wat kan hij later nou precies met die opleiding gaan doen? Wellicht heeft de leerling zelf mensen in zijn netwerk in zijn potentiële beroepenveld of misschien ken jij nog mensen aan wie je je leerling kunt koppelen.
Tip #4: Wijs op andere mogelijkheden
Sommige leerlingen hebben al een duidelijk beeld over wat ze later willen gaan doen. Dit is heel fijn, maar kan soms ook voor tunnelvisie zorgen. Probeer je leerlingen daarom altijd te wijzen op andere mogelijkheden. Attendeer ze alsnog op beroepskeuzetesten en banenmarkten of leg uit welke talenten je nog meer bij de leerling ziet.
Kortom, leer je leerlingen niet alleen om hoge cijfers te halen, maar om te gaan voor je eigen geluk en talenten. Want willen we uiteindelijk niet allemaal iets doen waar we gelukkig van worden – ongeacht ons schoolniveau..?